Ik dacht ook eens lollig te moeten zijn op 1 april. Ja, mijn kinderen en mijn buren zouden eraan moeten geloven. Perfecte slachtoffers.
Tijdens het bereiden van het zoutdeeg en het vormen van prachtige drollen, die ik met diverse kleuren bruine verf en een beetje zwart beschilderde, verkneukelde ik mij al hevig op de dag die komen ging. Ze waren wel wat donker geworden, maar dat mocht de pret niet deren.
Slachtoffers 1: de kinderen
In mijn hoofd had ik het hele scenario al afgespeeld. De kinderen zouden uit school komen en zoals altijd vechten om wie er het eerst naar de wc mocht (met mobiel). Elke schooldag hetzelfde liedje. Dus ik drapeerde één van mijn kunstdrollen vakkundig (met pritt buddies) op de wc-bril en zorgde ervoor dat de wc zelf er ook nog een beetje bevuild en ongespoeld bij lag, voor een hoger echtheidsgehalte. Ik kon niet wáchten tot ze thuis zouden komen.
Ik maakte me wel een beetje zorgen over het feit dat ze de keiharde poepproductie eventueel met een met wc-papier gemummificeerde vinger in de pot zouden wippen en doorspoelen, maar goed, dat risico nam ik maar voor lief. En bovendien: het zijn nog altijd pubers. Als ze iets onappetijtelijks (poep, spinnen, kots, whatever) zien, klinkt het meteen: “IEUW!! MÁÁÁÁM, KAN JIJ DIT HIER EVEN WEGHALEN??”
Slachtoffers 2: de buren
Mijn über-correcte, nette buurvrouw ergert zich, net als ik, al máánden aan asociale hondenbezitters die hun viervoeters gewoon pontificaal in onze voortuinen laten kakken. Als je die hondsbrutalo’s erop attent maakt dat ze op jóúw grond staan en hun beest in jóúw tuin laten ontlasten, krijg je enkel iets van ‘waar bemoei je je mee’ of ‘dit is openbare grond, want er staat geen hek omheen’ naar je hoofd geslingerd.
Ook grote borden met ‘Privégrondstuk, betreden voor onbevoegden verboden’ en ‘Dit is geen hondenuitlaatplaats!’ werken niet; de hondendrollen concentreren zich nu zelfs direct ónder die borden.
Ergernis alom, dus. En buren die meer dan pissed zijn over iedere nieuwe bolus voor de deur. Daarom plaatste ik een deel van mijn drollencollectie zorgvuldig op hun deurmat. De buuf zou vást helemaal gaan flippen. Wat een heerlijk vooruitzicht. Bring it on.
Buur 1: te vroeg thuis
Te weten: de buurjongen (14). Just op het moment dat ik de deur uitstap om mijn dochter op te halen, komt hij het pad opgelopen. Vroeg uit van school. Kak. Hij kijkt even naar beneden, dan naar mij en mompelt: “Ze dóén ’t er ook om hè, die klootzakken.” Ik kan niet anders dan gniffelen. Terwijl hij naar een stokje zoekt, besluit ik hem maar in te wijden.
“Joh, kijk, is niet echt. Stom grapje van mij,” en ik trap even tegen een van de edele, bruine delen. De opluchting is voelbaar.
“Maar als jij nu even niks zegt en de hele handel gewoon laat liggen tot je moeder thuiskomt, kunnen we samen misschien nog lol hebben.” Dat lijkt hem wel een goed idee.
Kind 1: óók al te vroeg thuis
Dochter (13) heeft een beroepskeuzemiddag vlakbij. Ik moet haar daar ophalen. Een wandelingetje van niks. De buurdrol ligt nog braaf op de mat. Terug bij huis loods ik dochter sneaky eraan voorbij, hophop naar binnen. Ze ziet niks. Pfiew. In de keuken maakt ze een broodje, want honger. Verdorie, daar zul je het hebben. Moet ze na school normaal áltijd naar de wc (mét mobiel), moet ze vandaag niet. Ze roept tijdens het kauwen zelfs dat ze best wel erg naar de wc moet, maar “ik ga zo boven wel. Daar zit het fijner.” Alsof ze het ruikt. Shit-shit-shit. Mijn ongein gaat mislukken.
Kind 2: ’t zal toch niet?
Even later komt zoon (16) thuis. Hij kijkt sowieso nooit op of om, dus de drol op buurmat heeft ook hij niet gespot. Ik ren de trap af om hem te begroeten. “Honger!” roept hij, als altijd. “Maar eerst: poepen!”
Ha, fijn! Eindelijk een gewillig slachtoffer. De deur gaat op slot. Het licht gaat aan. En dan… hoor ik niks. Oh, de teleurstelling. Zou hij ’t ding in de wc gewieberd hebben? ’t Zal toch niet?
Ik kan mijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen en draai het slot vanaf de buitenkant open, alle ex- en impliciete privacy-wetten aan mijn laars lappend. Daar zit hij. Een stukje naar voren geschoven op de bril, mijn kunstwerk nét niet rakend met zijn billen. Ik kijk hem verbouwereerd aan.
“Ja, euh, ik heb maar even gevoeld. Maar hij was keihard en koud, dus geen bedreiging in die zin,” mompelt hij droog. Hoor ik dit goed? Mijn zoon ’test’ drollen op wc-brillen om te weten of hij er bovenop kan gaan zitten of niet? Ik barst in lachen uit en laat nu alle hoop wat de denk- en handelswijzen van pubers betreft, varen. Dochter komt nieuwsgierig de trap afstommelen. Ik graai de drol achter zijn kont vandaan en gooi ‘m nonchalant naar mijn dochter. “Hier, vangen!” Een langgerekt “iiieuww!!” verzacht de pijn der mislukking. Een beetje.
Buur 2: Eindelijk! GELUKT!!
De rust keert weder. Kort. Dan gaat de deurbel. Yes! Dat is vast en zeker de buurvrouw. En jawel, daar staat ze. Met een verwrongen gezicht. “Moet je kijken! Moet je zien wat ze nu gedaan hebben!” Ze wijst naar haar deurmat. “Werkelijk, dat moet iemand daar toch met opzet gedeponeerd hebben? Zo’n klote-hond gaat daar toch niet vrijwillig zitten poepen? Hoe is het mógelijk! Wat denken mensen wel niet!”
Woest is ze.
Dochter komt er ook bijstaan.
“Jemig, wát een aso’s… Wie doet dat nou?” probeer ik geschokt en zonder zichtbare grijns uit te brengen.
“Ja, hè… Wat zíjn dat voor mensen? Wat ís dit?” vervolgt buuf haar tirade.
Creatief met kak
“Poep!” beantwoordt dochter prompt haar vraag. En dan kan ze zich niet meer inhouden: “Een geheel nieuwe creatie van mijn volledig gestoorde moeder!”
De verbazing op buufs gezicht is goud waard. Haar daaropvolgende hysterische schaterlach ook. Ik pak één van de bruine stukjes op en gooi ‘m naar mijn dochter.
“Hier, wéér vangen!” Ze vangt. Dit keer zonder ‘ieuw’. En dan likt ze er ook nog even aan. Buuf heeft het niet meer.
We lachen nog wat na. De overbuurman hangt grinnikend uit het raam. We zwaaien terug. Met poep. De buurvrouw wil haar portie uitwerpselen toch wel graag houden. Haar man moet er straks bij thuiskomst immers ook nog even aan geloven, vindt ze.
Ik vind het best. Ik heb toch nog een hele bak vol drollen over. Dochter heeft er ook al drie gereserveerd. Voor straks, op schoolprojectreis. Bestemming van de hele shit: de bedden van haar kamergenoten. Ach, wat fijn. Ze lijkt toch op mij.