Pssst…
Vanuit de portiek waar ik langsloop, klinkt een kort, sissend geluid. Het is een klaarlichte zonnige dag. Terwijl ik doorloop, kan ik nog nét een blik in de donkere inham werpen. Een jongeman, hooguit 25 jaar en dus niet veel ouder dan dat ik op dat moment ben, toont mij trots zijn kleinood, dat zich al snel onder mijn onderzoekende blik in formaat verdubbelt. Een ‘potloodventer’, zo noemde mijn grootmoeder zo’n jongeman met flinke ondernemingszin. Hij toont zijn waar zoals volleerde marktkooplui dat doen. Vol trots, inclusief een demonstratie hoe het aangeboden product werkt.
In een overmoedige bui draai ik me om en loop even terug. Ik vraag of ik nog een keer mag kijken. Hij is duidelijk verrast, toont daadwerkelijk nogmaals vol enthousiasme zijn artikel, waarop ik hem vertel dat ik eigenlijk op zoek ben naar een ander modelletje.
“Ik kijk liever nog even verder, als U het niet erg vindt,” voeg ik er beleefd aan toe.
Met deze opmerking slijp ik zijn potlood meteen flink wat korter. Ik loop lachend door. Ik ben nog jong, flirt zo af en toe met het leven en struikel soms over avonturen (die gelukkig altijd goed aflopen).
Vorige week liet ik mijn hond uit op de Veluwezoom. Tijdens mijn relaxte wandeling word ik plots geroepen door een wat oudere man. Vanaf een afstandje vraagt hij luid tot welk ras mijn hond behoort. Ik loop naar hem toe en maak een praatje. Hij is op zoek, zo vertelt hij, naar een hond voor zijn volwassen dochter. En dit ras lijkt hem wel wat.
Ik vertel de man over dit fantastische ras. Trouw, lief, aanhankelijk. Maar ze blaft wel veel. Tenminste, volgens de buurvrouw. Zelf vind ik dat erg meevallen, maar het blaffende duet tussen mijn buurvrouw en mijn geliefde viervoeter begint steeds valser te klinken. Helaas bezit ik weinig tot geen talent voor het dirigeren van ingewikkelde muziekstukken.
De opa heeft een goed idee. Kan ik mijn hond niet af en toe met zijn dochter delen? Ze werkt fulltime, en heeft dus eigenlijk niet zo heel veel tijd voor een hond. Maar wanneer ik mijn hond zo nu en dan bij haar laat logeren, bijvoorbeeld tijdens de vakanties, hebben we allebei iets meer vrijheid en zal mijn hond thuis alleen nog maar op de daarvoor ingeroosterde uren blaffen.
Ik reageer twijfelend, maar de man raakt steeds enthousiaster. Na een kwartier loopt hij triomfantelijk weg met een papiertje, waarop mijn telefoonnummer en e-mailadres staat. Meteen heb ik spijt. De angst slaat toe. Stel dat deze vriendelijke opa een griezel blijkt te zijn die droomt over blafbanden, hondenriemen, mij en misschien ook nog de buurvrouw. Stel dat… Ach, welnee. De meeste mensen zijn immers gewoon aardig en netjes?
Thuis aangekomen open ik mijn computer om mijn mail te lezen. De eerste mail is van de behulpzame opa. Als ik ’t niet dacht… Hij mailt zijn naam en adres. En leeftijd. Zijn leeftijd, waarop ik in de eerste instantie mijn vertrouwen had gebouwd, is alvast de vooraankondiging van zijn digitale penetratie.
Bijna gelijktijdig gaat er een belletje op mijn telefoon. Waarom ik niet reageer?
Na een kwartier staar ik zeer ongemakkelijk naar 15 e-mails en een groot aantal ongeopende berichten op mijn telefoon. Ik krijg het er flink benauwd van. De hondenliefhebber speelt digitaal verstoppertje in mijn eigen woonkamer: “1, 2, 3,…ik kom!” Bibberend zorg ik dat ik onvindbaar ben door hem meteen overal te blokkeren en op zwarte lijsten te gooien.
Van mijn koelbloedigheid, waarmee ik destijds het kiekeboe spelletje won, is ineens niets meer over. Ik besluit toch maar wat waakzamer te zijn, wanneer ik in de toekomst weer eens aangesproken word. Dus: niet meer zo snel kwispelen, maar – indien nodig – heel hard terugblaffen.