De bedoeling was dat we gezamenlijk een Indische rijsttafel zouden bereiden, doch door een overmaat aan gespreksstof én witte wijn kwam het daar toch niet van. Het resultaat overtrof mijn stoutste verwachtingen, bevreesd als ik was voor enge onbekende en verondersteld overmatig gepeperde zaken en smaken.
Omdat de kokkin blijmoedig bleef volhouden dat zulks bereiden absoluut niet moeilijk was, schafte ik terstond via mijn favoriete webwinkel, beginnend met een B, een exemplaar van het door haar gebruikte kookboek van wijlen Bep Vuijk aan. Evenals een elektrisch hakmolentje, omdat al dat gevijzel mij behoorlijk arbeidsintensief leek, alsmede een riante roestvrijstalen ovenschaal waarin de kippenboutjes lepeltje-lepeltje zouden kunnen liggen.
Voorts toog ik opgetogen naar de toko en schafte daar, voor een krappe 100 euro, een keur aan mij onbekende doch mogelijk benodigde en eveneens kleurig verpakte, geurige ingrediënten aan. En toen naar de poelier voor 2 kilo kipdelen. Dus aan het bot. Terwijl ik absoluut niet van kluiven houd. Maar in het verre Oosten doen ze niet aan kipfilet.
Bep Vuijk (wie kent haar niet) bleek overigens van zeer goede komaf, want geboren en getogen in Rotterdam, begin 19e eeuw. Die wetenschap gaf direct een band. Bep volgde – in 020, ik kan er ook niks aan doen – een studie voor lerares koken en voedingsleer. Met een voorliefde voor literatuur nam ze zelf ook graag de pen ter hand, vertrok per boot als onderwijzeres naar Indonesië en kwam jaren later met 1 man en 2 zoons terug, omdat het daar toch wel erg rommelig werd.
Haar favoriete recepten, toch ruimschoots 500, heeft zij op pensioengerechtigde leeftijd gedicteerd, omdat het schrijven door een enge oogaandoening, welke haar het zicht grotendeels ontnam, niet meer tot de moeilijkheden behoorde, hetgeen resulteerde in het “groot Indonesisch kookboek”, dat in 1973 het levenslicht zag. Ik weet uiteraard niet of Bep toentertijd zelf in de pannen roerde of koket de kunst heeft afgekeken van kokkies en baboes.

Bep Vuyk (Vuijk) – Bron: commons.wikimedia.org CC0 (public domain)
“Als je móét kiezen, ben je dan liever doof of blind?” vroegen we op school aan elkaar, herinner ik me ineens. Het lijkt me dramatisch om niet meer te kunnen zien en dus lezen. En te bolpuntcommen. Dan misschien toch maar liever doof. Mijn eega geeft, als het dan écht moet, toch de voorkeur aan blind; die heeft lak aan de letteren, wegens hoge nood aan noten.
“Als je kan lezen, hoef je je nóóit te vervelen!” kraaide ik ooit kittig naar mijn kroost, ter stimulans van het geschreven woord. Het heeft helaas bijzonder weinig uitgehaald; verder dan stripboeken zijn ze niet gekomen, door een danig dominant vaderlijk gen en een derhalve meer auditieve instelling, waardoor ze permanent met een hoofdtelefoon door het leven gaan.
Aanvankelijk volgde ik zeer nauwlettend het recept, werd vervolgens, zoals gebruikelijk, overmoedig en improviseerde er lustig op los, hetgeen tot gevolg had dat het huis over drie verdiepingen doordringend naar dooie zeehond rook, waarop de kat onrustig werd en spoorslags het etablissement verliet, evenals de rest van het gezin, dat walgend naar beneden kwam en in paniek een goed heenkomen zocht bij de plaatselijke snackbar, mij kokhalzend bij mijn culinaire kunsten achterlatend, in mijn hippe denim keukenschort van Jamie Oliver, waarna ik van ellende een tiental Black Angus bitterballen uit de diepvriezer in de airfryer heb gegooid, teneinde toch wat maagvulling te realiseren, hetgeen met behulp van een paar halve liters Hoegaarden ter vertroosting, uiteindelijk bijzonder goed lukte.
Kortom; een paar uien, enkele tenen knoflook, schepje sambal en toefje tamarinde, scheutje ketjap en lepeltjes van diverse specerijen fijnmalen en deze brij door de kip breien, wat water en een half blok santen erbij en na een uur pruttelen en vervolgens toevoeging van een ons geroosterde kokosrasp, is de hele santenkraam klaar.
Peanuts! En die kunnen er óók nog door.
Tip: géén trassi.

bron: pixabay.com
hahaha ja die trassie… Dat is mij toch een spulletje…
zelfs met een klein beetje ruikt je complete huis naar “dooie zeehond”