En dan was daar ineens de dag, waarop we onverwijld met Kees naar het plaatselijke dierenziekenhuis moesten. De hele dag door zat hij steeds her en der, als een standbeeld en minutenlang, iets onduidelijks te doen. Tussendoor ging hij over tot hard mauwen en onrustig heen en weer lopen.
Zijn brokjes en ook zijn favoriete kattensnoepjes bliefde hij niet en water lebberen uit de wastafelkraan evenmin. Dat gaf te denken. Als hij al ging liggen, was het op de linkerzij met zijn rechterpoot omhoog. Toen hij op de eettafel sprong en na enig persen, op de aldaar liggende krant iets verloor wat sterk op lang getrokken rooibosthee leek, gaf dat nog veel meer te denken.
Naam? Kees. Geboortejaar? 1994.
Wat? Is ie al 25?!
Van schrik had ik de geboortedatum van de zoon gegeven, die met zijn armen zorgelijk om het hemelsblauwe kattenreismandje, in de wachtkamer zat. Ondertussen sprak hij, met bezweet voorhoofd, kalmerende woorden tegen zijn harige huisgenootje, die zich daar overigens niet veel aan gelegen liet liggen.
Dierenarts? Nee, hij is tot nu toe nog nooit ziek geweest. Of hij verzekerd was? Nee, dat niet. Helaas. Gechipt. Ja, dat wel. Gecastreerd? Ook. Ingeënt, ontwormd en ontvlooid? Ja, dat is allemaal in het asiel gebeurd, 3 jaar geleden. En daarna? Daarna niet meer. Niet? Dat moet regelmatig. Dat kan, maar dat doen wij niet.
Jaarlijkse vaccinaties vind ik grote onzin en alleen goed voor de portemonnee van de witte jassen, maar dat zei ik niet. En wormen en vlooien gaan we natuurlijk pas bestrijden als hij ze ook écht heeft; het blijft toch chemische troep en dat kan mijns inziens niet gezond zijn. Ik slik toch ook niet preventief antibiotica? Hij krijgt wél heel erg duur, doch puur en graanvrij voer. Uit Canada. Maar er werd niet gevraagd naar zijn menu.
De strak bepaardestaarte assistente, met getatoeëerde wenkbrauwen, zilveren neusringetje en schelschorre stem, gaf geen krimp, maar haar stem werd nog wat scheller.
Tijdens het uitwendig onderzoek verloor hij wat bloederige druppels op de behandeltafel, die hij vervolgens haastig en beschaamd oplikte. Een vent die de rommel achter zijn kont direct opruimt, is natuurlijk wel heel erg van het padje. Het was de dierenarts al snel duidelijk; we hadden hier van doen met een zogenaamde “plaskater”. Die hebben, om onverklaarbare redenen, last van steentjes dan wel gruis in de blaas, hetgeen de weg stevig blokkeert en dientengevolge de boel flink irriteert. Het deed me denken een intern geel hesje.
Kees had een vastgelopen steentje in zijn plasbuis én gruis in de blaas, zo bleek. Onder narcose werd hij voorzien van een katheter, die het steentje terugduwde, plus een infuus in zijn linker voorpoot. Daarna kreeg hij een kap op zijn kop, om te voorkomen dat hij de boel er voortijdig uit jaste. Ons jongste gezinslid bleef in het hospitaal, met 2 slangetjes in het pijnlijke lijf.
Hij mopperde en weigerde te eten, vernam ik de dag erop. Dat eerste vond ik logisch, want mopperen bij – en desnoods ook zonder – tegenslag, kunnen we allemaal bijzonder goed. Het laatste verbaasde me, want ze zijn allemaal gezegend met een uitmuntende eetlust, ongeacht de omstandigheden. Van spanning niets kunnen nuttigen, komt weliswaar voor, maar zéker niet langer dan een haf uur.
Voorts moest onze alleseter – hij lust zelfs speculaas – blijvend op een strikt dieet, om zulks in de toekomst te voorkomen. Mocht het euvel zich herhalen, zou een penisamputatie kunnen volgen en hij dientengevolge verder als Kaatje door het leven gaan.
Tijdens het bezoekuur keek hij ons met grote pupillen en weliswaar lodderig aan, doch klaar om uit te breken. De liefste kat van de wereld deed dermate lelijk naar het personeel, dat hij een aantekening in zijn dossier kreeg. Daags erna was hij bijna weer zijn gezellige zelf. Met zijn ogen tot spleetjes, rollend op zijn rug, voorzag hij ons van kopjes en likjes en begon zowaar ook weer zacht te spinnen.
Als bleek dat ie zonder katheter weer goed kon plassen, zou hij op de derde dag met ontslag mogen. In de loop van die ochtend werd ik gebeld met de mededeling dat alles naar wens was verlopen en ons Keesje “een heel grote plas” had gedaan. Zelden ben ik zo blij geweest met een sanitaire boodschap.
Ons gezin werd weer compleet; het kattenkind kwam thuis!