(Er bestaan twee soorten mensen in deze wereld. De gelovigen en de ongelovigen.
Die van het eerste soort zijn zij, die heilig in kamperen geloven en zweren bij de vrijheid die met het campingleven gepaard gaat. Zij voelen de frisse campinglucht weer in de neusgaten stromen bij de gedachten aan de kampeerzomers van weleer en slapen het liefst in de achtertuin. In een tent…)
Ik kan best delen met anderen. Mijn lief en leed, sommige gedachten, vele van mijn bezittingen en ik zou ook mijn laatste stuk brood wel met een hongerig medemens kunnen breken. Maar aan alles zit een grens. Als ik samen met 40 zweterige vrouwen sta te dringen voor twee douchehokjes op een Franse camping, dan heb ik ineens weinig meer op met delen. Tijdens het wachten vraag ik mijzelf hoofdschuddend af hoe het mogelijk is, dat ik er wederom in heb toegestemd om met de familie te gaan kamperen…
Als ik eindelijk een leeg douchehok heb bereikt, duw ik de deur voorzichtig met één vinger open. Los van wat modder op de grond en de gebruikelijke haren in de afvoerput, valt het zo op het eerste gezicht mee. Opgelucht loop ik naar binnen.
Hé, de deur sluit niet. Even tegenaan leunen maar, om te voorkomen dat ie weer open zwaait. Ik hang mijn handdoek op aan het enige haakje in het douchehok. Mijn toilettas balanceer ik heel kunstig op een smalle plank bij de deur. Alles gaat volgens plan.
Na mijn kleding over de deur te hebben opgehangen, stap ik op een plastic douchevlonder. Yikes, die is glad. Nog net weet ik naar de plank te grijpen. Hierdoor voorkom ik dat ik val, maar helaas flikkert mijn toilettas nu naar beneden. De inhoud ervan verspreidt zich met groot kabaal over de moddervloer. De schade aan mijn lijf beperkt zich tot een bloedende rechterteen, maar mijn ego is diep geknakt.
“Ça va…?”, zegt een bezorgde stem aan de andere kant van de deur.
Natuurlijk niet, campingtrut.
“Oui, oui!” (Meer ‘Oei, oei’, maar dat kennen die Fransen niet). Ik prop alles terug in mijn toilettas en besluit, ondanks de bloedteen, het doucheritueel voort te zetten.
Terwijl ik met mijn linkervoet de kapotte douchedeur dichthoud, druk ik met mijn rechter elleboog elke vijf seconden op de stroeve stalen knop in de muur. Dit resulteert in een lauw straaltje lichtbruinig water; bij lange na niet voldoende om de muffe kampeergeur uit mijn haren te wassen.
Ik houd het snel voor gezien, droog mij af, kleed mij aan en treed weer naar buiten, waar 40 vrouwen nieuwsgierig naar mijn nog steeds bloedende teen staren. Met een waar-kijken-jullie-nou-naar-blik wandel ik terug naar de tent en slaag er zowaar in om dat zonder al teveel hinken te doen.
Morgen ga ik een relaxte erbie-enbie boeken.
(Er is dus ook een groep mensen met gezond verstand. Deze groep blijft op eerbiedige doch besliste afstand van alles dat te maken heeft met tenten, slaapzakken, haringen en alle andere ongemakken die bij kamperen horen.)