Voordat je verder leest, zul je je eerst even door mijn eerste smokkelaarsverhaal heen moeten worstelen; daar staat namelijk de beginsituatie al beschreven. Dat verhaal is overigens 100% waarheidsgetrouw en echt gebeurd; zo’n 9 maanden geleden. En nu wordt er dus een kindje geboren. Not.
Enfin. Ik jakkerde op een mooie zondag (ik rijd graag zondags; geen inhalende vrachtwagens!) weer eens met geoorloofde 125 120 km/uur over de Deutsche Autobahn, tussen Venlo en Mönchengladbach. Dit keer spotte ik op het beruchte stuk géén bermpolitie. Mooi. Rust in de tent.
Een buslading importwaar

bron: eigen foto (LB)
Helaas. Te vroeg gejuicht. Achter mij doemt plots een politiebusje op. Geen zwaailichten dit keer, gewoon rustig rijdend, dus ach, het zal allemaal wel meevallen. Het busje blijft een tijd lang achter mij rijden (120 hè) en haalt dan ineens in. Ik neem gemakshalve en met enige verheuging aan dat ik deze keer klaarblijkelijk gecheckt en goedgekeurd ben. Ik doe ook niks fout, ik ben hartstikke braaf én ik sta immers al te boek in de politie-annalen als ‘onschuldig geval, mooi laten karren die hap’. Ik heb zelfs maar (!) 6 partyzakken Lay’s paprikachips bij me. Ja ja, we zijn aan het afkicken.
Verder is mijn bolide volgestouwd met de gebruikelijke import: hagelslag, muisjes (vruchtenhagel), kaas, nog meer kaas, filet americain, een lading vega-‘vleesch’ (zulk lekker vegaspul hebben ze namelijk niet in Oostenrijk), boursin, kip samba, stroopwafels, flessen cassis, stroopwafelcakemix, juspoeder, 3 mega schildersdoeken (in NL véél goedkoper dan in A), een opbergkastje van de Action en weet ik veel wat nog meer. En dan natuurlijk nog mijn kleren, schoenen, beauty case en zo. Bomvolle auto dus.
Bitte folgen

bron: pixabay.com
Het politiebusje voegt voor mij weer in. Dat is het eerste oh-oh-momentje. Tóch foute boel? Het gewraakte busje gaat steeds langzamer rijden. Ik ben mij echter van geen kwaad bewust, dus manoeuvreer ik naar links; ik mag immers 120 en als zij langzamer gaan rijden, mag ik inhalen. Dus. Maar zodra ik mijn knipperlicht aandoe, zwiept het busje voor mij óók naar links. Ai. Dikke ai. Het tweede oh-oh-momentje.
Ja hoor, daar verschijnen de mij inmiddels meer dan bekende, rode letters op de achterruit:
“POLIZEI — BITTE FOLGEN — POLICE — PLEASE FOLLOW”
Scheiße hoch drei. Waarom ik? Waarom ALWÉÉR IK??? Wat is dat met mij en die verhipte Polizei?
Op de parkeerplaats van het Autobahnpolizeibüro (dat – hoe toevallig – nog geen kilometer verderop was) komen we tot stilstand. Ik zet mijn mobiel (met navigatie) en auto uit en open de deur. Uit ervaring weet ik inmiddels dat ik moet blijven zitten. Vooral niet uitstappen. Een man en een vrouw in vol politie-ornaat – inclusief alle bedreigende attributen – stappen op mij af. Ik groet netjes en bedeesd vanaf mijn stoel.
Polizei! Papiere dabei?
“Guten Tag auch! Wir sind von der Grenzkontrollpolizei!”
Ja, dat vermoeden had ik al.
“Haben Sie Ihre Autopapiere dabei?”
Aber sicher doch! Ik geef het gevraagde document.
“Und vielleicht auch noch einen Ausweis? Und den Führerschein?”
Si, señorita! Ik overhandig braaf de rest. Madam gaat checken of ik wel ik ben, en of mijn auto wel echt mijn auto is. Een solo-Hollandse in een Oostenrijkse auto is immers per definitie verdacht.
De meer dan potige politieman (een blonde!) wil daarentegen graag mijn auto ‘durchchecken’. En mij en passant ook. Verbaal, welteverstaan. Ik stap uit en doe gedwee de kofferbak open. Terwijl hij werkelijk álles doorzoekt, vuurt hij zijn vragen op mij af. Die kun je overigens ook in mijn vorige smokkeldebakel lezen, maar ik vertel het gewoon lekker opnieuw; dat is namelijk goed voor mijn verwerking.
“Waar komt u vandaan?”
“Uit Nederland.”
“Wat heeft u daar gedaan?”
Ik dreun het hele riedeltje weer op: ik heb gewerkt, een redactiemeeting gehad, mijn Nederlandse partner ‘geliefkoosd’, bankgehangen en meer van die ongein.
“Aha. U heeft een partner in Nederland? Maar u woont in Oostenrijk? En hij niet? En u bent zelf ook Nederlands?” De man snapt de relatieconstructie duidelijk niet. Ik leg het nog maar eens uit.
“Wat is dit???”

bron: eigen foto (LB)
Hij zit intussen al met zijn neus in mijn koelbox.
“Da’s vega-vlees,” verduidelijk ik ongevraagd, naar de bovenste pakjes wijzend.
“Oh, dan doet u dat ding maar snel weer dicht voordat het bederft.” Hij maakt een doorbraak naar de achterbank. Daar staan de tassen met de niet-koel-boodschappen.
“U houdt nogal van paprikachips, zie ik?”
“Ja, heel erg,” antwoord ik weemoedig, “het is rot, maar ’t is niet anders.”
“Snap ik wel. Maar wat is dít??” Vol verbazing wijst hij naar mijn 5 pakken hagelslag en 2 pakken vruchtenhagel. Ook dat leg ik hem geduldig uit. Hij vindt mij duidelijk maar raar.
Met geweld, graag!
Van de hagelslag laveert hij naadloos naar de volgende vraag: “Heeft u verslavende middelen bij u?”
“Nee.” Ik laat het dit keer wel uit mijn hoofd om “Nee, helaas…” te antwoorden; zelfs ik leer van mijn fouten.
“Wapens?”
“Nee, ook niet.” Zelfs geen stiletto-hakken, denk ik er stilletjes achteraan.
“Meer dan 10.000 euro cash?”
“Nee zeg, was ’t maar waar… Dát zou wat zijn!”
Ik zie de man even heel licht grinniken. Hij zit inmiddels met zijn hele gezicht in mijn dashboardkastje. Ook daar ligt niks van zijn gading. Dan wil hij ‘m weer dichtklappen. Ik grijns inwendig. Ik heb een heel eigenwijs dashboardkastje: het ding wil met liefde open, maar enkel met een hoop geweld weer dicht. En dát lukt hem natuurlijk niet.
“U moet ‘m echt met geweld dichtknallen,” verklaar ik met een ernstig gezicht.
“Hmm. Nou, dat met dat geweld moet u zelf dan maar doen,” mompelt hij.
Met een rotknal ram ik het kastje dicht. “SO gehört das bei einem Mercedes!”
Nooit meer zondagsrijder
Als de madam terugkeert en mij mijn goedgekeurde papieren weer overhandigt, wenst monsieur mij een goede verdere reis. Op dat moment kan ik het niet laten om te vragen: “Nu ben ik toch echt heel benieuwd; dit is al de tweede keer binnen relatief korte tijd dat ik hier door de politie van de weg af word gehaald. Vorige keer zelfs met zwaailichten, toeters en bellen en al. Waarom ik? Is mijn auto zó verdacht?”
De politieman kijkt mij schuin, bijna schalks aan. “Weet u dat dan niet? Zondag is onze vaste dag om alle zwarte Mercedessen uit Oostenrijk te checken!” Ja, hij zei het echt. Ietwat verbouwereerd stap ik weer in en rijd naar de volgende parkeerplaats om even te recupereren. Ik check mijn agenda. Verhip, de vorige keer was inderdaad óók op een zondag! Ik denk dat ik nu toch maar maandagsrijder ga worden.
Liever de vrachtwagens dan maar? Ik had hun gezichten wel willen zien. Ze dachten wellicht een grote vangst te doen…
Hey maar heb je ook toastjes meegenomen uit NL?
Weinig veranderd sinds WO2!