Op Facebook las ik laatst een comment van een kennis van me en werd ik even teruggezogen in het verleden. We woonden ooit in hetzelfde dorp en dansten bij dezelfde gymnastiekvereniging. Ik kende haar daarvan, maar ook omdat haar ouders een kruidenierszaak hadden, vlak bij ons huis; Bakkertje Van Essen.
Eerlijk gezegd heb ik geen idee wat ze er verkochten – brood zou logisch zijn geweest, gezien de naam die het dorp aan de winkel had gegeven – want ik kwam er alleen voor snoepjes. Met de gulden van opa en oma kon je daar wel tien dingen kopen van tien cent. Of twintig als je voor het kleinere 5ct-snoepgoed ging. Ik weet nog hoe rijk ik me voelde met die ene gulden en met al dat snoep wat ik ervoor kon kopen. Ik was lang zoet met uitzoeken, want die gulden was kostbaar en ik kon het maar één keer uitgeven.

bron: pixabay.com
Nu klinkt het alsof ik enigszins armetierig ben opgegroeid, maar dat is niet zo. We waren niet rijk, maar hadden het goed en ik ben nooit iets tekort gekomen. Via schoolsparen groeide mijn bankrekening, maar dat voelde toch anders dan die ene gulden, die ik gewoon kon verbrassen aan snoep.
Kleedgeld kreeg ik niet. Twee keer per jaar doken mijn moeder, zus en ik in de koffers winter- of zomerkleding om te kijken wat er nog paste. Oude kleding van zus schoof door naar mij (gelukkig versleet ze af en toe ook wat) en wat er nog nodig was om de garderobe aan te vullen werd in 1 dag aangeschaft.
Moeders had eurocheques bij zich en die kosten geld, dus moest er zoveel mogelijk in één winkel worden gekocht. Oh, dat gevoel van nieuwe kleren… Thuis gaven we een modeshow voor mijn vader en daarna stoven we naar de buurvrouw, Tante Alie, om ook daar alle kleding te laten zien. Wanneer ik ’s ochtends wakker werd, trok ik mijn nieuwe jurk aan over mijn pyjama en schoot in mijn nieuwe schoenen om vervolgens intens gelukkig op de bedrand te gaan zitten.
De zomers leken nooit op te houden. In mijn beleving was het altijd mooi weer. Na het eten kon ik niet wachten om naar buiten te kunnen. Daar was ál-tijd volk. Waren het niet de buurkinderen of vriendjes van school, dan zaten mijn vader en de buurman wel te kletsen op de stoep. Als ik in de zomer naar bed moest terwijl het nog licht was, viel ik in slaap bij het geruststellende geroezemoes van leven buiten.
Het leven was anders toen ik jong was. School was leuk en na school was ik buiten of bij vrienden. Er was leven op straat, sociale controle, contact met buurt en buren. En alles leek wel trager te gaan. De dagen duurden langer en vakanties waren eindeloos.
Tijdens de afgelopen mooie dagen keek ik weemoedig rond in mijn straat. Geen kletsende buren, geen spelende kinderen. Iedereen anoniem in zijn of haar eigen tuin. Met een gulden euro kom je nergens meer tegenwoordig. Dat gevoel van rijkdom door zoiets kleins is weggevallen. Er is genoeg, alles altijd in overvloed. Snoep trek je gewoon uit de kast. Een euro kun je soms gewoon verliezen. We zijn rijker dan we ooit waren. En toch voel ik me zo vaak armer dan toen.

bron: pixabay.com
Wanneer is dit alles toch zo veranderd? Wanneer is het moment gekomen dat we ons massaal naar binnen verplaatsten en in onszelf en in onszelf onze mobiele telefoon keerden? Heeft het gigantische aanbod van online entertainment daarvoor gezorgd? De veertig televisiezenders, streamingdiensten en alle apparatuur waarmee we ons omringen? Wanneer zijn we opgehouden met elkaar te praten? Wanneer stopte ik met rennen naar de buurvrouw om mijn nieuwe kleren te laten zien?
De tijd van Bakkertje Van Essen, de kleine kruidenier in het Veluwse dorp. Mán, wat zou ik graag nog één keertje daarnaar terug willen…