
bron: pixabay.com
In de plaatselijke boekhandel zag ik “Moeder van Glas” liggen. Het boek dat Roos Schlikker schreef over haar bijzondere moeder, die manisch depressief was en twee jaar geleden plotseling overleed. Huilend las ik toentertijd haar ademstokkende column. Dagenlang was ik erdoor van slag; hartzeer, maagkramp en koude rillingen kreeg ik ervan. Omdat het, onvoorstelbaar maar waar, écht gebeurd was. In Nederland nog wel.
Ze schreef over haar vader, die op een ochtend zijn vrouw, Roos’ moeder, in nachtgewaad onder aan de zoldertrap had aangetroffen. Bleek, buiten bewustzijn en met haar hoofd in een grote plas geronnen bloed. En over wat er daarna gebeurde. Toen hij in paniek 112 belde.
De ambulance voerde haar met loeiende sirenes af en de politie nam hem zonder toeters en bellen mee. De ontstelde, bejaarde man werd, in overeenstemming met het protocol, aangemerkt als verdachte en derhalve aangehouden, opgesloten en verhoord. Al zijn kleding, op zijn onderbroek na, diende hij af te staan ten behoeve van het sporenonderzoek. Hij begreep heus wel dat men hem een aantal vragen wilde stellen, maar moest dat echt nu? Kon dat niet later?
Huilend en schreeuwend verzocht hij de dienders om bij zijn eega te mogen zijn. In het belang van het onderzoek werd hem dat niet toegestaan. Urenlang was hij gescheiden van zijn zwaargewonde, zieltogende echtgenote, die ondertussen in een poging tot levensredding eveneens urenlang onder het mes ging. Vader en dochter konden dientengevolge elkaar ook niet troosten
Op die manier wordt een toch al dramatische ervaring pas écht een vet trauma. Van een potentiële weduwnaar werd de arme man tot een potentiële dader gemaakt. En nee, deze gang van zaken betrof géén fout, dit was nu eenmaal zoals het behoorde te gaan, zo bleek achteraf.

bron: pixabay.com
Toch knap dat je blindelings zo’n protocol uit kunt voeren. Dat je in een dergelijke situatie in staat bent om, zonder verder nadenken en enig meegevoel, de menselijke maat ondergeschikt aan de regels te maken. En gewoon netjes te doen wat er van je wordt gevraagd. Vraag je jezelf op zulke momenten dan ook af waar je mee bezig bent? En waarom? Hoe zou dat werken; doe je zoiets fluitend, onverschillig, of met het schaamrood op je kaken? Kun je daarna jezelf nog in de spiegel aankijken? Of ga je schouderophalend over tot de orde van de dag? Wat vertel je erover als je ’s avonds thuiskomt? Heb je er slapeloze nachten van of kever je keurig knorrend door? Ik zou geen oog meer dichtdoen.
Zou er binnen het politiekorps naast traangas ook enige ruimte zijn voor tegengas? En voor een afwijkende aanpak? Een frisse visie? Een menselijke mening? Is er naast de nodige hardheid ook plaats voor broodnodige hartelijkheid? Hoe verhoudt zich dat tot de wet- en regelgeving?
Of vindt de selectie van nieuw personeel plaats door screening op de absoute afwezigheid van enige tegendraadsheid en een spoortje weldenkendheid en zijn gezagsgetrouwheid en gehoorzaamheid zaken die huizenhoog in het donkerblauw met goud bestikt vaandel staan?
Weet u het nog? Die pet past ons allemaal. Vast! Maar als hij prikt, zweet, jeukt of knelt, moet ie af. Snél!