“Je mag je auto op de invalidenparkeerplaats van de buurman zetten, hoor!” roept mijn moeder vanuit haar raam.
“Hoezo, is hij op vakantie?” roep ik terug.
“Nee, hij is naar een verpleeghuis! Het ziet er niet naar uit, dat hij nog terugkomt.”
Ik parkeer mijn auto toch maar netjes náást de plek van de buurman. Geen zin in een boete.
In de hal staat mijn moeder te praten met de zoon van de buurman.
“Het heeft lang geduurd, maar eindelijk kon hij gisteren naar een verpleeghuis verhuizen,” zucht zijn zoon opgelucht.

bron: pixabay.com
“Je moest eens weten, hoe lang het heeft geduurd, voordat hij daar uiteindelijk werd toegelaten.”
“De afgelopen twee jaar heb ik eindeloos met allerlei instanties aan de telefoon gehangen,” beaamt zijn vrouw. “Alleen als het echt niet meer gaat, word je tegenwoordig pas ingeschreven. Tot die tijd is het de bedoeling dat alle bejaarden thuis blijven wonen, was iedere keer dezelfde boodschap.”
“Onze telefoon stond jarenlang roodgloeiend. Dan dachten we dat de instanties ons terugbelden, maar het was telkens pa. Dan was hij iets kwijt, of wilde hij iets weten. Of hij was verward en bang. Hij belde eerst overdag, wanneer ik op mijn werk zat, maar later ook ’s nachts, wanneer ik sliep.”
“We gingen ’s ochtends altijd even, voordat we naar ons werk gingen, bij hem kijken. Soms liep hij met zijn overhemd achterstevoren aan. Hij vergat vaak zijn medicijnen in te nemen. Of zat hij ’s ochtends vroeg achter een bord aardappelen met een speklap, omdat hij dacht dat het al avond was.”
“Wat denk je, weggooien?”
De zoon kijkt naar zijn vrouw, die met een stapel diepvriesmaaltijden in haar handen staat.
“Eigenlijk wacht de regering net zo lang met zorg aan bejaarden aan te bieden, tot het moment aangebroken is, dat onze bejaarden over de houdbaarheidsdatum heen zijn,” concludeert hij somber. “Vroeger ging je naar de huisarts, die zorgde ervoor dat je nog een gezellige oude dag in het bejaardentehuis had. Die ouwetjes bloeiden daar helemaal op. Er ontstonden daar nieuwe vriendschappen, soms zelfs een nieuwe relatie!”

bron: pixabay.com
Maar nu is dat dus anders. Nu word je alleen maar toegelaten in een verpleeghuis, als het écht niet meer gaat. Je kunt niet meer rekenen op een warm onthaal; je wordt nog net op tijd binnengehaald voor de ijzige dood.
“We kunnen trouwens zelf wel weer eens een zonnetje gebruiken, “ zucht zijn vrouw.
“We zijn al jaren nog geen dagje weg geweest. Vakantie was al helemaal niet mogelijk. Pa gaat nu eenmaal voor.”
“Hier gooi maar in je vriesvak,” biedt de zoon de diepvriesmaaltijden mijn moeder aan.
“Nee hoor, dat is hier voorlopig nog niet nodig. Cor is 10 jaar jonger dan ik, dus hij kookt iedere dag voor me!” wimpelt mijn moeder af.
“Slimme oudedagsvoorziening,’” lacht de vrouw.
“Eigenlijk wist ik niet dat wij zelf voor pa moesten zorgen,” bedenkt buurmans zoon. “Ik dacht nog wel dat het geregeld zou worden vanuit een of andere instantie. Maar dat blijkt helemaal niet zo eenvoudig te zijn. Er zijn allerlei criteria om voor zorg in aanmerking te komen. En wanneer je eenmaal in een verpleeghuis zit, betaal je een torenhoge maandelijkse eigen bijdrage, gebaseerd op inkomen, zorg en vermogen. Daar gaan je zuurverdiende spaarcenten en de winst van je afbetaalde huis.”
“Eerlijk gezegd vraag ik me af wie er nou later voor ons gaat zorgen…”
“Onze dochter woont in het buitenland,” voegt zijn vrouw eraan toe.
Ik knik. Ja, ik wist wel dat alle bejaardenhuizen inmiddels zijn gesloten. In 2015 had ik er al over gelezen in de krant. Ik herinner me nog haarscherp de rouwadvertentie, die de regering destijds had geplaatst om ons op de hoogte te stellen.