Het is zover. Ik ben een wantrouwende, oude tang. Alhoewel, zó oud ben ik nog niet eens; ik ben een paar maanden verwijderd van mijn 46ste verjaardag. Maar wantrouwend, ja, dát wel.
Vergrootglas, graag!
Deze week las ik een post op LinkedIn, waarin iemand aangaf door de lieve mensen om hem heen nog niet het vertrouwen in de mensheid te hebben verloren. Ik heb dat, heel eerlijk gezegd, wel. De goede mensen zijn er wel, maar die moet je met een vergrootglas zoeken.
Als je ziet wat een puinzooi we van onze planeet maken en hoe we elkaar beschimpen en uitmoorden… Alleen het lezen van het commentaar onder de nieuwsberichten op social media maakt het al vrijwel onmogelijk om je voor te stellen dat er überhaupt nog goede mensen op deze wereld rondlopen. We zaaien en delen haat waar het maar kan. Neem nou Femke Halsema. Echt niet mijn favoriet. Maar als je op socmed de ongebreidelde haat leest onder de click-geile krantenkoppen, dan gaat me dat echt te ver.
Zwart op wit en anders niet
Hoe negatief ik ben geworden, werd me deze dagen keer op keer duidelijk. Ik lijk een meevaller of succesje te hebben. 99% zeker, maar tegenwoordig geloof ik alles pas als het zwart op wit staat. Iemand op zijn of haar woord geloven? Dat doe ik niet meer. De in mijn ogen voorbarige felicitaties heb ik dan ook aan de kant geschoven; die neem ik pas aan als alles 150% zeker is. En ik kan hier nu ook nog niet eens uitleggen waar het om gaat, want dat zou zomaar eens aanleiding kunnen zijn tot een teleurstelling.
Vervolgens wilde dochter (14) met vriendinnen naar een festival in een gat hier verderop in de polder. Maar in plaats van een gezellig dansende en meezingende groep meiden voor me te zien, zie ik alleen maar visioenen van de beschonken plaatselijke bevolking, die met elkaar op de vuist gaat. En daartussen mijn dochter. Je raadt het al: dochter blijft – geheel tegen haar zin – thuis.
Oei, wildvreemden
Maar het allerergste was misschien wel wat er in mijn hoofd omging, nadat een oudere heer mij en mijn man afgelopen weekend op straat aansprak toen we ’s avonds een restaurant uitkwamen. Hij knoopte een praatje met ons aan, vertelde over zijn zeiljacht dat hij lang geleden zelf, met zijn vrouw, heeft gebouwd. Inmiddels is hij 86 en gaat het jacht bij overlijden naar zijn kleinkinderen. In één adem door vertelde hij ijzingwekkende verhalen over een bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog en toonde ons op zijn mobiel foto’s van zijn zeiljacht en zijn vrouw, tot aan zijn trouwfoto aan toe. Toen we later onder de indruk verder liepen, was het eerste wat we tegelijkertijd tegen elkaar zeiden: “En nu maar hopen dat hij niet bij iedere vreemde zijn telefoon tevoorschijn haalt en zijn mooie jacht laat zien…”
Willems baard: de bevestiging
Uitgaan van het slechte in de mens, dat doe ik blijkbaar tegenwoordig. Dieren hadden altijd al mijn voorkeur, maar heden ten dage des te meer. Maar ergens begon ik toch wel een beetje aan mezelf te twijfelen: deed ik de mens als zodanig met mijn houding geen groot onrecht aan? Die twijfel verdween op slag toen ik met Koningsdag (en nu, met Prinsjesdag, ook weer) de baard van Willem voorbij zag komen.
Als zelfs Koning Willem Alexander zijn baard laat staan, waarmee hij nét wat meer aap lijkt dan mens, dan kán ik het niet zo mis hebben. Hij voelt zich zo namelijk óók vast nét wat dichter bij het dierenrijk staan dan bij de mensen. De enige logische verklaring voor al dat gezichtshaar, want mooier is hij er niet van geworden. Met andere woorden, als de koning zijn baard laat staan, is het hoog tijd om de mensheid te gaan wantrouwen.

Bij voorbaat excuses aan Zijne Majesteit voor de ietwat gelige tanden en de lodderogen. (bron: eigen illustratie LB)