Er bestaan veel sprookjes over speelgoed. Er zijn nog steeds ouders die geloven dat een pop zonder gezichtsexpressie de creativiteit van een kind stimuleert. Zo geloven ook veel ouders dat een jeugdige tangram puzzelaar een dusdanig ruimtelijk inzicht verwerft, waardoor het kind later als volwassene altijd de weg zal kunnen vinden. Tegenhangers van de expressieloze pop vrezen echter dat je de weg naar jezelf iets later zult vinden dan je leeftijdsgenoten. Want je weet tenslotte maar nooit of het spelen met een pop zonder gezicht kan leiden tot een of andere vervelende identiteitscrisis.

bron: pixabay.com
Ook zijn velen van mening, dat houten speelgoed beter en leerzamer is dan elektronisch speelgoed. Daarentegen zijn er ook weer ouders die menen dat hun kind later tot een ruimdenkend mens zal uitgroeien, omdat hij of zij vroeger met een ongelimiteerd krakelende, gapende Furby heeft gespeeld; op deze elektronische speelgoedknuffel ontbrak immers de aan- en uitknop (batterijen eruit rossen kon dan gelukkig wel weer). Oh ja, en mensen die geloven dat een rieten poppenwagentje de draagmoeder is van de achtergebleven emancipatie op de werkvloer.
Ouders selecteren graag op basis van pedagogische en ontwikkelingsperspectieven het juiste speelgoed voor hun kind. Maar het valt niet mee om het meest geschikte speelgoed te kiezen.
Want stel je eens voor dat dat leuke, vrolijke winkeltje een aanzet zal geven tot een onbegrensde kooplust? Of dat die racebaan uiteindelijk zal leiden tot een bijdrage aan onze milieuvervuiling omdat je kind zich later vast en zeker als een groot liefhebber van raceauto’s en motoren zal ontwikkelen?

bron: pixabay.com
Dat een poppenhuis vertrutting en burgerlijkheid zal veroorzaken, begrijpt natuurlijk iedereen. Op zich is dat niet zo’n probleem. Maar omdat burgerlijkheid lijnrecht tegenover homo ludens – de spelende mens – staat, is het misschien toch ook niet zo verstandig om een poppenhuis aan te schaffen. Een gezelschapsspel lijkt dan toch minder kwaad te kunnen aanrichten. Maar hoe zit dat eigenlijk met monopolie? Voor dat je het in de gaten hebt, ontwikkelt je kind zich later tot een of andere dubieuze huisjesmelker en geldbeluste kapitalist.
Dus denken ouders diep na, voordat ze een stuk speelgoed aanschaffen. De moderne ouder wikt en weegt in de speelgoedwinkel, om een zeer verantwoorde keuze te kunnen maken. Hoe meer goedbedoelde en genderloze (!) adviezen hen bereiken, des te moeilijker het wordt om iets te kiezen.
En dat is jammer. Want natuurlijk weten ouders zelf al lang het antwoord op de vraag wat het beste speelgoed voor hun kind is en waarmee hun kinderen het allerliefst spelen. Het antwoord is heel simpel: kinderen spelen het liefst met elkaar. En als er geen vriendjes of vriendinnetjes in de buurt zijn, spelen ze graag een spelletje met papa of mama. Wanneer ze jong zijn, leren kinderen veel door hun ouders te imiteren. Wanneer ze puberen, leren ze vooral door zich tegen hen af te zetten, om op deze manier hun eigen identiteit te kunnen ontwikkelen en grenzen op te kunnen zoeken. Hun belangrijkste poppen zijn nog altijd papa’s en/of mama’s. Poppen mét een gezicht.
Wanneer ouders zich klakkeloos door anderen laten sturen tijdens het vullen van hun speelgoed-mandje, zullen deze papa- en mamapoppen veranderen in houterige marionetten, waarvan orthopedagogen, kinderpsychologen, speelgoeddeskundigen en zelfs de overheid de touwtjes in handen hebben. Marionetten, die door kinderen veel te saai gevonden worden, om leuk mee te kunnen spelen.