Als je zit
waar je nooit eerder
zat,
Rust je daar
waar je nooit rust
hebt gehad.
Deze gedachte schreef ik bij een eerder bezoek (in mei dit jaar) aan het mooiste hofje in Utrecht. Flora’s Hof.
“Wietgeur vermengd met lelietjes van Dalen, in een kleine kloostertuin.
De rook ontsnapt tergend langzaam uit zijn mond.
Ontspanning, ommuurd door lippen.”
Dat schreef ik destijds eronder, terwijl ik gefascineerd toekeek hoe een jongen op een bankje naast mij van zijn joint genoot. Aan de andere kant naast me zat een man met oranje mocassins heftig met zijn voet te wippen. Ze wekten de indruk daar elke dag te zitten.
Mijmerend keek ik naar de palm in het midden van het plantsoentje. Potten met aanplantsel erachter, keurig opgesteld in rijen. Een forse duif ontdeed de voegen tussen de klinkers van de daar achtergelaten snackkruimels.
En er was die rondstruinende rooie kloosterkater, die fel uithaalde naar een klein meiske in een fleurig jurkje, enkel omdat ze hem wilde aaien. “Niet doen! Die kat kent je niet!” riep haar moeder nog. Te laat. De poot van de kat bleef in het jurkje hangen. Ze schrok, rukte zich los en verborg zich krijsend achter moeders benen. De kat likte vergenoegd zijn poot af. Onderwijl ging de dikke duif onverstoord verder met zijn kruimelstroperij.
Ook dit keer liep ik dus even door de kloostertuin die verborgen direct aan de voet van de Dom ligt. Killer. Leger. Minder groen.
Het jointjong was er niet. Evenmin de man met de oranje mocassins. De rooie, blazende kater en de dikke duif? Nergens meer te bekennen. Het hof werd dit keer enkel bevolkt door bruine bladeren en kort door de poort naar binnen koekeloerende toeristen.
Liever houd ik Flora’s warme, diepgroene, bloeiende voorjaarstuin mentaal nog maar even stevig vast. Kil wordt het snel genoeg. Vast ook in mijn hoofd. Winter is coming.
(Foto groter zien? Klik erop! Opent in nieuw tabblad.)