
bron: pixabay.com
Met een flinke bons plant ik de gigantische pan zuurkoolstamppot op tafel. Iets voorzichtiger zet ik de hachee er alvast naast. En dan begint het geroep.
“Kindertjes! ETEN!”
Geen reactie.
“STAMPPOT! ZUURKOOL! NU!”
Twee deuren vliegen open. Vier voeten stommelen de trap af.
“YES, zuurkool! Dáár had ik zin in!” verkondigt dochter (14), terwijl ze verliefd naar de pan staart.
“Ja, dat lusten jullie wel, hè,” glimlach ik, met Unox-smile en geheel in mijn goede-moeder-nopjes. Ze maken allebei keurig een gaatje in hun berg zuurkool. Daar moet de jus in.
“Ik houd innig van zuurkoolstamp,” krakeelt dochter.
“Jij houdt momenteel innig van alles wat los en vast zit,” bromt zoon (17) haar toe.
Klopt. Dochter is verliefd. Al een tijdje. En dus lieft ze alles. Of ze haat het. Er is geen tussenweg. Zo hoort dat in de puberteit.
“Nee, jij dan. Wanneer kom jíj eens met een meisje thuis?” blaft ze terug.
“Waarom zou ik? Dat is alleen maar lastig. Ik heb geen tijd voor verliefdheid.”
“Hij komt straks vást met een jongen thuis,” giebelt ze, mij onderwijl schalks aankijkend.
“Ook best,” mompel ik, “misschien is hij wel bi, weet jij veel.”
Het zal mij worst wezen waarmee hij thuis komt, als hij zijn school door mogelijke liefdesperikelen maar niet al te zeer verwaarloost. We hebben namelijk weer een lastige fase in het dyslectisch bestaan; ik heb net de hele middag (nou ja, 1,5 uur) Duits met hem gedaan. Want verrekte rottig, al die woorden en letters.
“Misschien is hij wel pan-seksueel!” roept dochter overenthousiast.
“Wasda?” De hashtag ‘#durftevragen’ valt vast in mijn ogen te lezen.
“Dat is als je het graag met kleine elfjes doet.” Haar droge antwoord laat me mijn hachee weer uitproesten.
“Jeetje mam, dat was jouw eigen grapje, een tijdje geleden. Moet je daar nu werkelijk zelf zo om lachen?”
“Heb ík dat gezegd?”
“Ja! Echt.”
“Weet ik niks meer van.”
“Geeft niet. Ligt vast aan je overgang. Vergeet het maar weer. Is ’t vanaf nu mijn joke. Ook goed.”
Zoon rolt met zijn ogen. Ons gekakel over zijn mogelijke seksuele voorkeuren bevalt hem totaal niet.
“Verliefde mensen zijn gewoon stom. Dat is nu wel weer overduidelijk.” Hij plarkt in zijn stamppot. [Plarken is Achterhoeks voor ‘voeten’, in werkwoordsvorm ook wel gebruikt voor het ‘in je eten rond stampen’, doorgaans met een vork of een lepel. – red.]
“Ik ben al niet meer zo überverliefd als in het begin hoor,” murmel ik. “Bij mij is de verliefdheid allang omgeslagen in liefde. En dat is véél mooier. En stukken aangenamer ook, wegens herstelde denkvermogens en zo. Maar goed, dat omslaan gebeurt natuurlijk niet zomaar.”
Dochter kijkt geïnteresseerd op van haar bord. “Oh? Wat is dan het verschil tussen verliefdheid en liefde?”
“Verliefd worden gaat retesnel. Dat kan patsboem raak zijn, zomaar ineens. Dan kun je dus niet meer fatsoenlijk nadenken, denk je alleen nog maar aan diegene en al het andere wordt onbelangrijk.”
“En dáárom word ik dus niet verliefd. Is hartstikke lastig en vermoeiend,” vult zoon mijn relaas prompt aan.
“Nee, jij zei dat met een meisje thuiskomen lastig was. Je had het niet over verliefd zijn.” Dochter kijkt triomfantelijk. “Je mag ook met een vriendinnetje thuiskomen zonder verliefd te zijn hoor!”
Meer gegrom.
“Anyway,” vervolg ik stoïcijns, “verliefd worden gaat snel, maar de overgang van verliefdheid naar liefde is een geleidelijk, soms zelfs langdurig proces. Meestal is de verliefdheid na een jaar wel een keer over. En dan begin je pas te zien hoe diegene waar jij zo verliefd op was, werkelijk is. En dan moet je bekijken of je alle eventuele onhebbelijkheden óók op de koop toe wilt nemen. En of jullie wel echt bij elkaar passen. Of je je kunt verenigen met zijn karakter, zijn hele entourage, al zijn eigenschappen, opvattingen en levensbeschouwingen. Die zie je tijdens die verliefdheid allemaal niet; had je helemaal geen tijd voor. Eigenlijk leer je hem dan pas echt als persoon met alles erop en eraan waarderen.”
“Oh, oké… Lijkt me niks. Laat mij nog maar even gewoon verliefd zijn dan,” murmelt dochter gedesillusioneerd.
“Nee joh, ik ben juist blij dat ik die echte liefde gevonden heb! Want als je verliefd bent, weet je alleen maar dat je absoluut niet zonder die ander kunt en wil je per se dat die ander ook echt niet zonder jou kan. Maar als je uiteindelijk ook de échte liefde hebt gevonden, weet je dat je misschien zelfs best wel zonder elkaar zou kúnnen, maar dat je dat allebei helemaal niet wílt. Dat is een groot verschil.”

bron: pixabay.com
“Ja leuk, mam. Maar de meeste jongens willen dat allemaal niet. Die willen toch alleen maar seks. Als je er dan al eentje gevonden hebt die jou ook nog eens heel leuk vindt en echt om je geeft, dan kun je toch niet anders dan hartstikke verliefd worden?”
“Nou ja, bij vrouwen zit dat over het geheel genomen ook wat anders dan bij mannen. De meeste vrouwen moeten toch echt iets voelen voor een man, voordat ze er seks mee hebben; seks zonder liefde is awkward. Natuurlijk zijn er uitzonderingen en als je het vaker doet, wen je er blijkbaar aan, maar toch. Bij mannen is dat meestal niet zo. Die kunnen ook prima seks hebben zonder liefde. Als er maar ergens een gat in zit.”
Zoon kijkt mij nu volledig verbouwereerd aan. “Oho, is dát het?” koert hij, “ik dacht al dat ík zo raar was. Maar ik ben gewoon gatenblind! Ik zie werkelijk nergens een gat in.”
“Nee, jij bent woordblind. Dat is wéér wat anders.”
“In het woord ‘woord’ zitten anders ook twee gaten,” grinnikt dochter.
“Waar hadden we het ook alweer over?”
“Of je worst lust.”