Na de CT scan kleed ik mij weer aan. Samen met mijn moeder luister ik onderwijl naar het riedeltje van de zuster. Ik hoop dat mijn moeder luistert, moet ik er eerlijkheidshalve bij schrijven, want ik kijk, knik en ik hum begripvol, maar ik hoor geen enkel woord. Het enige dat ik wil, is een ranzig saucijzenbroodje van de kantine.
Maar ik moet natuurlijk weer via de wasserette in een gereedstaande auto duiken, om maar niet gespot te worden door camera’s en roddelpulp. Dat idee. De wetenschap dat ik niet eens rustig kanker kan hebben, breekt mij.
Daar, vlakbij de CT-scanner, begin ik te trillen. Alles komt er uit. Ik begin met snikken, maar dat verzandt vrij snel in oncontroleerbaar gekrijs. Het wordt zelfs zo erg dat ik bijna begin te hyperventileren. Mijn moeder houdt mij vast. Gewoon. Zoals moeders dat doen. En ze zegt mij niet dat het goed komt. Ze weet wel beter dan tegen mij te liegen.
De zuster staart wat ongemakkelijk naar de grond.
“Ik wil niet vervelend zijn, echt niet. Maar de volgende patiënt zit al te wachten. Ik kan uw vertrek nog wel een minuutje rekken, daar niet van. Daarna moet ik u toch echt naar de dienstlift begeleiden.”
“Ja maar, ik wil zo graag een smerig saucijzenbroodje,” snik ik. De tranen vloeien rijkelijk.
Niet veel later zit ik aan een hele grote ovalen tafel, in de vergaderkamer van de directie.
“Ik kom ze zo brengen hoor. Neemt u anders wat koffie uit die automaat daar,” zegt de ziekenhuis-CEO. Ik mag daar ongezien zoveel saucijzenbroodjes eten als ik wil. Op haar kosten. Maar alleen als ze straks met mij op de foto mag. “Nou, vooruit dan maar weer,” is mijn weerwoord, vlak voordat ik weer in een enorme huilbui beland. Maar nu omdat ik de CEO zo’n lieve vrouw vind.
Mijn moeder haalt het theezakje uit haar mok heet water. Ik nip argeloos, met rode ogen, van mijn cappuccino. We zwijgen. Woorden zijn nu toch alleen maar een aanleiding tot een nieuwe huilbui. Ze kent mij, mijn moeder.
Voor ons staat een grote aluminium schaal vol dampende, smerige saucijzenbroodjes. Het vet drukt zich in de servetjes. Bovenop de stapel servetjes ligt mijn saucijzenbroodje. Ik heb er welgeteld één hap van genomen.

bron: commons.wikimedia.org (CC 4.0 Share-Alike Int’l – image slightly cropped) – Credits: Takeaway (2015)