“Je gedicht is te lang,” reageer ik op een forum. Er is een discussie gaande over gedichten. Kobus heeft een gedicht geschreven, waarmee hij een vrouw wil uitnodigen om elkaar wat beter te leren kennen. Hij vraagt wat we van het gedicht vinden. Kobus schrijft leuk. Ik ken hem niet, maar ik lees zijn schrijfsels graag. Hij is hovenier. Niet zo iemand van uitgebloeide groeiprocessen, maar juist van het principe “snoeien doet bloeien”.
Hij is nuchter en zijn ontluikende humor maakt mij regelmatig aan het lachen. Bovendien geeft hij zo af en toe online tips voor tuinieren. Ik snoei op zijn aanraden mijn blauwe regen. Het jaar daarna staat de struik voor het eerst prachtig in bloei.
Maar wat maakt een gedicht nu een góéd gedicht? Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. De meningen op het forum zijn dan ook sterk verdeeld. Persoonlijk houd ik van kort maar krachtig. Geen eindeloze beschrijvingen, waarbij persoonlijke rampen komen aanwaaien met windkracht 10. En gebrandschilderde liefdesbetuigingen had ik zelf liever gewoon even kort in de magnetron gestopt. Ik adviseer Kobus dan ook om zijn liefdesgedicht iets in te korten. Bovendien stuur ik hem gekscherend de volgende tip: “Je zou je gedicht ook heel erg kunnen inkorten en het “Kortaf” als titel kunnen geven. Dan houd je alleen het onderstaande over:
Kortaf
Wie, waarom?
Hoe en wanneer?
Waar en hoezo?
Het leven is maar kort.”
Gisteren was ik op visite bij een vriend die zijn vrouw verloren heeft. Ze was zijn grote liefde. Hij is onbeschrijfelijk verdrietig en vertelt. In hun gezamenlijke biografie staan prachtige verhalen over echte liefde. Slechts een spatie waren ze altijd van elkaar verwijderd. En nu, tussen de lange pauzes van zijn stotterende verdriet, zoekt hij, zoals een kind dat leert lezen, met losse woorden naar verbanden om weer nieuwe zinnen te kunnen vormen.
Verdriet zet echter geen punt achter een nieuwe zin, maar eindigt met slechts een groot vraagteken.
Ook Kobus, voor wie ik het kortaf gedicht ooit schreef, is onlangs volkomen onverwacht op nog jonge leeftijd overleden. Jarenlang had hij gezaaid, voeding en water gegeven. En liefdevol gezorgd voor de prachtigste bloemen. En nu groeit er een tuintje op zijn buik.
Het gedichtje, ooit als een luchtig grapje bedoeld, voelt ineens veel te kort en pijnlijk krachtig. Ik lees het nog eens en besluit om er voor Kobus een extra regel aan toe te voegen.
“Kortaf
Wie, waarom?
Hoe en wanneer?
Waar en hoezo?
Het leven is maar kort,
maar het antwoord is altijd liefde.”