Ondanks de algehele afwezigheid van voornemens voor het nieuwe jaar, heb ook ik – net als Betty (voor de zoveelste keer) – besloten om toch maar eens op te ruimen en schoon te maken. Nu ben ik qua huishouding uitgesproken lui, moet ik toegeven. Ik strijk bijvoorbeeld niet (nooit), ik dweil zelden (nooit) en ik lap ook nooit de ramen.
Heftig wonen maakt vies
Na twee jaar ‘heftig wonen’ was dat helaas ook te zien. Zo had mijn vloer vroeger ooit een lichte houtkleur (in plaats van donkergrijs), viel er in die tijd nog licht door de ramen en was geen enkele van de pak-em-beet 100 kleerhangers in mijn kledingkast nog vrij. Sterker nog, op minstens de helft van die hangers hingen zelfs twee tot drie kledingstukken. Ik bestelde zelfs nieuwe kleding die ik al had, maar waarvan ik het bestaan niet meer wist wegens uitpuilend kastbestand.
Ja, ik schaam mij. Soms.
Die vloer heb ik inmiddels samen met mijn dochter geschrobd. Vlijtig, op de knietjes. Het verschil was immens (zie foto). En ik schaamde me dat ik het zover had laten komen.
Aan ramen lappen heb ik een pestpokkehekel, dus die heb ik professioneel laten doen. En, oh wonder, er was ineens weer licht! En ik schaamde me dat ik nu pas de tuin weer echt kon zien.
En toen was er dus nog die uit zijn voegen barstende kledingkast. Die heb ik daadwerkelijk uitgemest. Ik heb zaken aangetroffen waarvan ik mij werkelijk niet meer kan herinneren dat ik die ooit gekocht heb. En ik schaamde mij alweer: hoe is het mógelijk dat ik daarvoor geld heb uitgegeven… Vreselijk.
Flodderen
Afijn. Tijdens mijn opruimwoede en aanpasperikelen (topsport; zweten!) kwam dochter mij plots vergezellen. Je weet immers maar nooit wat voor waardevolle schatten – alias ouwe meuk – ma mogelijk ongezien in de kledingcontainer floddert.
“Wat ben je aan het doen?”
Alsof dat niet duidelijk is. “Uitmesten.”
“Oh. Gaaf. Mag ik de stapel doorkijken of ik wat kan gebruiken?”
Huh?
“Ga je gang. Maar dat is je allemaal véél te groot, joh! Sommige dingen zijn míj zelfs te groot…” Iets wat ik overigens met afgrijzen vaststelde: dat ik zelfs die kleding ooit ‘gevuld’ heb…
Baggy is cool
Alles wat baggy is, is cool, zo blijkt. Ze trekt een oude, knalrode mega-joggingbroek uit de stapel.
“Super-baggy,” mompelt ze, terwijl ze hem aantrekt.
“Kijk! Kokerrok!” grinnikt ze ineens; ze steekt met twee benen in één pijp. Ik weet niet of ik dit wel wil zien.
Stoïcijns trek ik een vestje uit de kast, doe hem aan en draai wat rond voor de spiegel.
“Oh, deze is nog wel cool,” murmel ik goedkeurend.
“Nee jakkes zeg, doe weg! Weg, weg, weg! Dat is NIET cool. Dat is een oude-wijven-vestje. Geloof me.”
Ik geloof niks, maar oké, niet cool. Weg ermee. De jeugd heeft het immers voor het zeggen.
Moeder-coolness
Een soort van colbertje zonder kraag flikker ik meteen op de stapel. Da’s niks meer. Dochter pakt het echter meteen weer op.
“Dit is nou juist wél weer cool, mam.”
“Nou dan trek jij het toch aan?”
“Nee, zeg, ben je betoeterd! Dit is cool voor jóú, niet voor mij.”
Daar moet ik even over nadenken. En van slikken. Want mijn cool is blijkbaar niet langer haar cool. Niet meer het ‘cool’ van de jonge mens. Wat maakt mij dat? Oud?
“Is dit misschien de ‘gepaste moeder-coolness’ die inhoudt dat jij je op straat niet giga hoeft te schamen als je naast mij loopt en ik dit colbertje draag?” waag ik het met enig sarcasme te vragen.
“Ja. Zoiets. Mama-cool.”
Auw.
Schrale troost
Inwendig huil ik even, terwijl zij met een paar oversized truien, een lelijke geruite bloes en een tweetal joggingbroeken naar haar kamer terugsluipt.
Weemoedig staar ik naar de stapel op de grond.
Niet cool.
En naar de overgebleven rest in mijn kast.
Hooguit mama-cool.
Gatsie. Maar ik heb wel weer een paar vrije kleerhangers.