
bron: pixabay.com
Waar is hij aan begonnen? Hoe heeft hij het zo ver kunnen laten komen?
Veel tijd heeft hij niet nodig om verzachtende omstandigheden op te sommen. Het is niet de eerste keer dat hij zichzelf deze vragen stelt. Goede excuses zijn het niet. Hier ís namelijk geen heel erg goed excuus voor. Het hoort niet. Dit doe je niet. Niet als ‘goede man’. En als zij erachter komt, heeft hij een groot probleem.
“Maaaaaaaarrrrrrrrrr…,” begint het stemmetje in zijn hoofd.
Zij negeert hem al tijden. Intimiteit houdt in dat er alleen geknuffeld wordt, als er een kind tussen zit. Aan tafel wordt gezwegen, de bank bezet door de kinderen. Tot laat in de avond. Want stel je voor dat er een gesprek gevoerd moet worden…
Als er al iets dreigt van enige vorm van genegenheid, dan is er altijd nog wel een reden te verzinnen om iets te moeten doen.
Ze irriteert hem mateloos. En hij haar misschien ook wel. Aangezien hij toch nooit iets goed kan doen, heeft hij het maar opgegeven. En precies daarom kan hij het nu óók wel gewoon goed fout doen. Eerlijk is eerlijk; hij is toch al te ver gegaan. En boos worden doet ze toch wel. Met een beetje geluk negeert ze hem voor een tijdje. Kan hij eindelijk genieten van de rust.
Rust, dat klinkt goed.
Nou ja, rust… Waarschijnlijk gaat ze meteen demonstratief stofzuigen als hij net rustig een plekje op de bank heeft bemachtigd en de ruzie over wat te kijken gewonnen heeft van de kinderen. Hij zal moeten zorgen dat hij zijn voeten op tijd optilt, voordat zij er met geweld tegenaan knalt.
Nadat ze dan drie keer voor hem langs heeft lopen etteren, zal ze natuurlijk nog een doekje over de televisie moeten halen. Waarbij ze haar lichaam vanzelfsprekend pontificaal voor het beeld parkeert, hopend op een zucht van hem, smachtend naar een nieuwe uiting van zijn ergernis. Een genoegen dat hij haar vanzelfsprekend niet gunt. Ze kan de pot op. Of nog beter: wegvliegen op die bezem van haar.

bron: pixabay.com
Even vergeet hij het effect dat zijn daden de volgende dag op zijn zelfbeheersing zullen hebben. En heel even denkt hij ook nog dat hij er wel mee weg zal komen. Er bestaat immers altijd nog die kans dat ze niks doorheeft. Misschien ligt ze zelf wel zwaar in coma als hij thuis komt. Nuchter zou hij geweten hebben dat dit een gevalletje ‘pure zelfoverschatting’ is.
“Hier,” haalt zijn maat hem uit zijn overpeinzingen terwijl hij hem een biertje in zijn hand drukt, “nog eentje kan best!”
Lachend pakt hij het glas aan en neemt een flinke slok.
“Tuurlijk! En twee of drie ook nog wel,” antwoordt hij stoer.
Hij ziet haar nog voor zich staan, aan het begin van de avond. “Niet teveel drinken dit keer. En denk er aan, je hoeft echt niet de hele wereld te trakteren. Als je wéér met zo’n kegel thuis komt…”
In zijn hoofd gaat haar relaas nog even verder. Er is maar een oplossing. Wankelend en met een glinstering van verzet in zijn ogen, slaat hij in één teug zijn amsterdammertje achterover en met een simpel handgebaar bestelt hij de volgende ronde.