“Ik wil liefdevol de wereld veroveren,” lees ik in een of ander huis-aan-huiskrantje. Nieuwsgierig sla ik het blad even open. De kop staat boven een interview met een 28-jarige stadsdichter. Hij wil ‘poëzie dichter bij de mensen brengen en de mensen dichter bij de poëzie’. Met andere woorden: hij wil de dichtkunst toegankelijker maken.
Vol zelfvertrouwen declameert hij twee zelfgeschreven dichtregels, die in een café ergens op de muur staan. Hij vindt het een heel belangrijk gedicht, verkondigt hij met trots:
“Neem de tijd voor wat je doet, er is geen tempo waarop leven moet.”
Nu heeft een gedicht meestal wat tijd nodig om op de juiste manier geïnterpreteerd te kunnen worden, maar het tempo waarmee je de betekenis van deze regels begrijpt, staat toch wel haaks op de boodschap van het gedicht.
Ik bedoel, hier hoef je geen tijd voor uit te trekken, je snapt ‘m al voordat je bij de afsluitende punt gearriveerd bent.
Maar toch heeft hij wel een punt. In het interview adviseert de stadsdichter jongeren om niet te snel carrière te willen maken. Hij benadrukt dat je je rijbewijs echt niet hoeft te halen wanneer je pas 17 bent. En dat je je studieschuld heus niet versneld af hoeft te lossen. Er wordt tegenwoordig teveel van jongeren verwacht, in veel te weinig tijd.
Een ander gedicht, “Komp ‘r nog wat van?”, dat ik afgelopen week las, vond ik op mijn zolder. Het gedicht is met een ouderwetse typemachine geschreven op een smoezelig velletje knalgeel papier. Ik kreeg het ooit van Frans Vogel in studentencafé ‘Soif’, waar ik tijdens mijn studie werkte. Omdat hij geen geld bij zich had, ruilde hij het gedicht voor het glas rode wijn dat ik voor hem ingeschonken had. Sindsdien kwam Frans vaker langs.
Terwijl de jonge, ambitieuze stadsdichter zijn dichtkunst als een besmettelijk coronavirus over de wereld probeert te verspreiden, het liefst via open podia, ligt het verzamelde werk van (wijlen) Frans Vogel in quarantaine op mijn stoffige zolder. Een stapel losse, vol getypte blaadjes. Ik lees de eerste regels van zijn gedicht Komp ‘r nog wat van?
“Procedureel mijn creatieve
portie weer voor streefdatum
achter de rug (- een figuur
met 3 nullen voor de komma)
Frans Vogel was een Nederlandse schrijver die in Rotterdam woonde. Hij was tevens copywriter, fotomodel, columnist, beeldend kunstenaar, provocateur, bon vivant en vooral: dichter. In dit gedicht schreef hij ook over dat gevoel om altijd maar aan bepaalde verwachtingen te moeten voldoen.
Alleen leek Frans zich daar in het ware leven niet zo druk om te maken. Bovendien wist hij het aangename prima met het nuttige te verenigen. Als een multitasker avant la lettre verkocht hij zijn gedichten gewoon in de kroeg. Onder het genot van een glas rode wijn verzorgde hij bovendien zelf zijn public relations.
Hij voerde geen gesprekken op Twitter, maar bouwde relaties op met iedereen die toevallig naast hem aan de bar zat. Omdat waardevolle relaties opbouwen nu eenmaal wat tijd kost, bleef hij meestal na sluitingstijd nog even hangen. Als ik hem dan eraan herinnerde dat het nu toch echt tijd was om op te stappen, grijnsde hij:
“In dit verband, da’s waar ook, tot Sint-Juttemis duurt te lang.“
Op zijn dooie akkertje slenterde hij dan naar huis. Maar vaak ging hij op zoek naar een ander café dat niet op vaste tijden, maar gewoon op Sint-Juttemis sloot.