Eindelijk zie ik mijn kans schoon: het huis is aan kant, de noodzakelijke voorraden aangevuld (*kuch*) en de beesten verschoond. Wat ik wil lezen, ligt binnen handbereik en de eigenaar ervan is niet thuis.
Bella – ons huiskonijn – ligt uitgestrekt voor de kachel, de regen klettert tegen de ruiten en ik vouw me dubbel in de bank. Hè, hè. Dit wilde ik steeds zo graag, maar ik kreeg er gewoon de kans niet voor. Ik blader en lees. Perfect.
Onverwacht hoor ik kabaal bij de voordeur. Is dat Kind? Nu al? Heeft ze zeker uitval. Of ze is van school naar huis gestuurd vanwege… ach laat ook maar.
Drie tellen later weet ik zeker dat zij het is: Bam!! Deur dicht.
Boink! Tas op de grond.
Kwak! Kwak! Laarzen ook.
Snel sla ik het boek weer dicht. Waar kan ik dat zo snel laten? Ik weet niets beters te verzinnen dan er bovenop te gaan zitten. Kind valt met de woonkamerdeur binnen.
‘Hoi, hoi, gezellig dat je er weer bent,’ zeg ik. En ik meen het nog ook. Tintelfris van buiten biedt ze mij haar wang aan voor een zoen. Hopelijk heeft ze niet in het OV gezeten.
Onderzoekend kijkt ze me aan. ‘Wat zit jij raar,’ zegt ze met een achterdochtige blik.
‘Raar, hoezo? Wil je wat drinken?’ vraag ik. Foute vraag, want hoe moet dat dan in vredesnaam met dat boek waar ik bovenop zit? Kan ze niet gewoon even naar de wc gaan? Anders is dat altijd het eerste wat ze doet.
‘Wat heb jij daar?’ informeert Roos, wijzend naar iets rozigs tussen mijn benen. Niet gehinderd door enige gêne graait ze naar mijn kruis.
Wat voor privacy heb ik vandaag de dag nog in mijn eigen huis? Ik blijf zitten waar ik zit.
‘Ik zie het heus wel, hoor! Dat is MIJN boek! Ik zie het aan het kaftpapier.’ Wijsneuzerig heeft ze al een vermoeden in welk boek ik zojuist zat te lezen. Ik licht één bil op. Meteen trekt ze het boek onder me vandaan.
‘Aha, dácht ik het niet!’ Kind weet allang wat mijn grote hobby is, maar dat mijn belangstelling ervoor zó diep zit, dat ik zelfs haar Nederlandse taalboek lees, als ware het een roman, gaat haar wel erg ver. Met haar handen in haar zij kijkt ze me aan met een blik die ik reserveer voor mensen waar ik geen hoge dunk van heb.
‘Waarom lees jij dit? Jij weet toch alles al?!’
‘Dat is niet waar. Ik heb bijvoorbeeld nooit geweten dat ‘Word’ een eigen programma heeft met synoniemen voor woorden. En ik heb net een heel mooi, nieuw palindroom ontdekt: koortsmeetsysteemstrook! ’
Ze kijkt me aan alsof ze spruitjes ruikt. Dat haar eigen moeder, vrijwillig in haar vrije tijd een leerboek van school leest… Hoe diep kan een mens zinken?
‘Mam, verdiep jij je maar eens in de partyboobytrap. Met je palindromen,’ ginnegapt ze. ‘Bovendien heb ik dat boek nodig. Huiswerk.’ Tsss, dan houdt ze het boek daarna krampachtig bij zich, dat weet ik nu al.
‘O ja, woensdag moet ik mijn fictieverslag inleveren op school, wil je me er nog bij helpen?’
‘Hangt er vanaf,’ zeg ik vals.
Ze zucht meewarig. ‘Je wilt het boek vast en zeker eerst uitlezen, hè?’
Ik knik heftig. In de levensnevel voor de dood is het immers nog steeds licht genoeg om iets te leren.
En leergierig zijn is allesbehalve een schande.

bron: commons.wikimedia.org – CC3.0 unported (Author: M.Disdero)