Het kluizenaarsleven begint aardig in te dalen hier. Langzaam maar zeker ontstaat er, naast de hoognodige ‘structuur’, ook een soort van gewenning. We zijn al een dag of vier niet meer buiten geweest, afgezien van een tripje naar Tuinzania.
Zoon worstelt met Microsoft Teams en de ongelooflijk onduidelijke vraagstellingen van sommige leraren: “Mijn vorige opgave moet je vanavond voor 22 uur inleveren. Je mag er 3 uur over doen, doe je er langer over, moet je mij dat berichten.” Dan volgt het gezoek: welke opgave bedoelt die goede man überhaupt? Waar staat die dan? En als de opdracht eenmaal gevonden is, is de vraag zo geformuleerd dat je echt totaal niet weet, wat nu de bedoeling is. Zelfs ik snapte – los van de inhoud – in ieder geval niets van de zinsconstructies. Technici en taal, het blijft een wondere wereld.
Dochter worstelt met de liefde. Sinds een paar maanden heeft ze een vriendje: love is on. Maar na twee weken elkaar niet te hebben gezien, is de nood tot lichamelijk contact hoog. Al is het maar een paar minuten… De vraag bij het ontbijt: “Mam, mag ik dit weekend naar hem toe? Kun je mij alsjeblieft brengen?”
Maar mijn hemel, hoe maak je duidelijk dat dat echt niet kan? Hoe rot ik het ook vind? Dat is nu juist wat men hier wil voorkomen; dat jongeren uit verschillende gezinnen tóch bij elkaar hokken. Daarnaast woont haar vriend in een regio die momenteel onder versterkte observatie staat, vanwege het (relatief) opvallend hoge aantal nieuwe besmettingen daar. Als ik aangehouden word (en die kans bestaat) en niet goed kan verklaren waarom ik daar rijd (en bijv. niet op de weg naar hun vader; kinderen van gescheiden ouders mogen nog heen en weer gebracht worden), riskeer ik een boete van 3.600 euro. Daarnaast zou haar vader ook niet blij zijn (als hij het zou weten). Dus nee.
Ze is intens verdrietig. En ik snap haar frustratie maar al te goed. Hoewel er inmiddels ook al vele positieve berichten zijn hier in Oostenrijk (hier wordt erg veel getest – meer dan 40k tests doorgevoerd, doel is minstens 15k tests per dag – en daardoor is bijvoorbeeld het percentage ‘(zeer) milde gevallen’ gestegen tot zo’n 95%; er zijn heel veel nieuwe, positief bevestigde gevallen, maar slechts weinigen daarvan (ca. 0,4%) belanden op de IC), duurt het nog minstens tot na de Pasen voordat er ook maar íéts versoepeld gaat worden.
De niet mis te verstane uitspraak dat het reisverbod voor grensoverschrijdend personenverkeer als laatste opgeheven zal worden, waarschijnlijk pas over een maandje of zes (statement van Bundeskanzler Kurz tijdens een van de persconferenties), zorgde dan ook wel even voor een momentje van tranen in de ogen. Want dat betekent dat ik mijn eigen lief het komende half jaar niet ga zien. En mijn familie en vrienden in Nederland ook niet. Dat hakt erin.
Maar de gedachte ‘het is niet anders, dus laten we er maar het beste van maken’ begint te overheersen. WhatsApp, Telegram en vooral Skype maken de situatie toch nog enigszins draaglijk. En virtuele zoenen zijn inmiddels ook heel acceptabel. Liefde middels woorden wordt steeds belangrijker.
Vroeger telden we de dagen (en uren) af tot het moment dat we elkaar weer zagen. Dat is nu godsonmogelijk; niemand weet hoe lang dit nog gaat duren. En dat voelt als een groot zwart gat. Daarom probeer ik maar steeds weer de lichtpuntjes te ontwaren, al dan niet met behulp van getallen en relativeringstheorieën. En het komt ook echt wel weer goed; de vraag is alleen wanneer. En intussen hunker ik stiekem nog maar een beetje meer naar het moment waarop we elkaar eindelijk weer écht kunnen voelen.

bron: pixabay.com