
Bron: pixabay.com
“Kom nou uit je bed!!!” toetert zij in zijn oor en schudt hem heen en weer.
“LAAT ME! Het is niet dat we ergens heen moeten. Of kunnen,” bromt hij slaapdronken.
Hij draait zich om, weg van haar, en probeert – tegen beter weten in – weer in slaap te vallen.
“NEEEEEE,” kirt ze, nog steeds irritant dicht bij zijn oor.
“Weet je wel hoe hard de zon haar best aan het doen is? Vandaag wordt een super dag. Ik ga koffie zetten, kom je zo?”
Vermoeid rolt hij uit bed. Hoe krijgt zij het toch altijd voor elkaar om zo… zo… ZÓ… hyper te zijn?
Na een lauwe douche, die hem niet veel goed doet, trekt hij voor de zoveelste dag een joggingbroek en oud slobbershirt aan. Zijn blote voeten steekt hij in slippers en sjokt de trap af de keuken binnen.
“Laten we vandaag iets gaan doen, lieverd!” steekt ze van wal en reikt hem een dampende kop koffie aan.
Zucht…
“Schat… we kunnen niks doen. Dat weet je toch zelf ook wel?”
“We kunnen er toch op uit met de auto?”
“Nee, de tank is bijna leeg.”
Even kijkt ze hem met een lege blik aan, maar die maakt snel plaats voor een twinkeling in haar ogen.
“Ja, dát gaan we doen! Laten we gezellig gaan tanken?!”
Verwachtingsvol kijkt ze naar hem.
Hij gooit er een sarcastische “Woepie” uit. Zij hoort het anders: als een bevestiging. Dat weet hij. Hij probeert maar te genieten van de koffie.
“Waar wil je heen?”
“Huh?” De verwarring druipt van zijn gezicht. “Om te tanken?”
“Ja!”
“Weet ik veel?!! Wat maakt mij dat nou uit?”
“Laten we een rondje rijden? Kunnen we kijken waar de benzine het goedkoopst is.”
Ze wacht niet op zijn antwoord. Met een brede glimlach loopt langs hem heen de trap op.
Hij wil niet eens weten wat ze gaat doen. Als ze hem maar eerst even rustig wakker laat worden.
Tien hele minuten rust aan zijn hoofd tot ze weer voor hem staat.
In andere kleren, haar haren netjes, lippen gestift, hakken aan.
Er is écht iets mis met haar, gaat het door zijn hoofd.
“Hou jij dat aan?” Ze plukt minachtend aan zijn shirt.
“Ja.”
“Nou, zo wil ik echt niet gezien worden met jou, hoor. Wat moeten mensen dan wel denken?”
“Je weet toch echt wel dat het de bedoeling is om juist zo weinig mogelijk mensen te zien?”
Nu is het haar beurt om te zuchten. Hij staart aandachtig naar het schermpje van zijn telefoon, maar hóórt hoe ze met haar ogen rolt.
“Ik weet heus wel wat er aan de hand is. Als we minimaal anderhalve meter afstand houden is het goed.”
“Inderdaad, minimaal anderhalve meter. Meer zou nog beter zijn, toch?”
“Jahaaaaa, meneer-weet-altijd-alles-zo-goed! Meer is natuurlijk beter. We moeten gewoon een beetje voorzichtig zijn, da’s alles.”
“Is het dan niet beter dat jij lekker alleen gaat tanken? Dan zit het met die anderhalve meter tussen ons ook wel goed!”
Hij moet hardop lachen van zijn eigen redenatie. Iets wat bij haar helemáál niet goed valt.
“Ik wilde gewoon iets samen doen, maar als jij die anderhalve meter zo belangrijk vindt… Dan slaap je maar in het logeerbed vanavond!”
Snel spuit ze haar parfum in de lucht en stampt, omgeven door een wolk van welriekende druppeltjes, naar buiten. Hem achterlatend in complete rust.
“Zo moeilijk was het dit keer niet,” roept hij haar nog na. Nog nagenietend van deze discussie neemt hij een slok van de intussen afgekoelde koffie. Tevreden staart hij naar buiten. Alwaar de zon inderdaad goed haar best doet.

bron: pixabay.com