Terwijl ik op een willekeurige zaterdagavond de zoveelste serie op Netflix zit te bingewatchen, zie ik door het raam een kleine auto stoppen. Het lampje binnenin staat aan en ik zie een jonge kerel met zijn telefoon spelen. Dan doet hij de lamp uit, net zoals zijn stadslichten.
Vanuit het steegje naast mijn huis verschijnt een gestalte, diep verborgen in een hoodie. Het autoraam gaat naar beneden, een klein pakje wordt afgegeven en de hoodie geeft een pak papiergeld terug. Dan rijdt de auto weg, zonder verlichting. De hoodie trekt zich terug in het steegje.
Natuurlijk weet ik wie die hoodie-man is. Ik herken de contouren van het papperige lichaam, het loopje en daarbij woont het stuk gedrocht pal achter mij. Maar ik speel ‘horen, zien en zwijgen’. Eerder al heb ik een aanvaring met deze persoon gehad, waarbij hij zijn gebalde vuist nét voordat hij mijn oog raakte, stil hield.
“De volgende keer hou ik me niet in, bitch!” Dat waren zijn dreigende woorden toen. Ze maakten een diepe indruk op mij. Vooral omdat ik hem alleen maar aansprak op het feit dat hij met 80 kilometer per uur door de woonwijk scheurde, waar kinderen buiten aan het spelen waren. “Die moeten sowieso binnen blijven! En ouders zijn verantwoordelijk voor de kinderen en hun veiligheid, niet ik,” schreeuwde hij nog. Sindsdien pist hij elke avond tegen de gevel van mijn huis. Afbakening van zijn territorium, denk ik.
Ik ben bang van hem. Waar iedereen angstvallig binnen zit, heeft hij zijn garage omgebouwd tot drugshol. Elke avond zit het daar vol met jonge mensen, die zich tegoed doen aan zowat elke illegale substantie die er te vinden is. Maar ik durf niet eens de politie te bellen, omdat ik zeker weet dat hij snapt wie er gebeld heeft. En ik ben nog steeds niet levensmoe.
Deze agressieve kerel staat overigens elke avond rond 8 uur te klappen op de stoep, als blijk van waardering voor onze hulpverleners. Deze jonge man heeft sinds kort een rood-wit-blauwe vlag op zijn bomberjack genaaid. Een ziekelijke vorm van patriotisme maakt zich van hem meester.
En, als ik eerlijk ben, zie ik dat steeds meer om mij heen. Mensen die op alle sociale kanalen filmpjes plaatsen van hun goede gedrag. Klappend voor de zorg, briefjes afleveren bij verzorgingstehuizen, een kaarsje branden voor de overledenen of een beer bij het raam plaatsen. Trots op alle blauwe duimpjes, en rode hartjes.
Het egocentrische Nederland is “ons” geworden.
En ondertussen negeren “we” de bedlegerige buurman, of hebben “we” volledig schijt hebben aan wat er in “onze” eigen wijk gebeurt. Zo “ons” zijn “wij”.
Klapvee van de bovenste plank.

bron: pixabay.com
brrrr