Sinds we in quarantaine zijn, is het gedaan met alle rust. Zowel de huistelefoon als mijn mobiel staan de hele dag roodgloeiend. Het telefonische alarmeringssysteem wordt sinds de uitbraak van Corona uitvoerig door mijn familie getest. Ik voel me een ware crisismanager in het epicentrum van alle onrust.
Mijn vader belt mij dagelijks om te vragen hoe het met mijn zus gaat. Ze is moeizaam herstellende van Corona. Bezorgd bel ik dus iedere dag mijn zus om te vragen hoe de situatie is, zodat ik het daarna weer aan mijn vader kan doorvertellen.
“Denk je dat ik het overleef?” Haar stem klinkt bibberig.
“Natuurlijk! Jij overleeft dit heus wel,” probeer ik haar – en mezelf – wat moed in te praten.
Tegelijkertijd stuurt mijn broer, via WhatsApp, het ene na het andere weinig hoopvolle Corona nieuwsbericht, onder begeleiding van onoverzichtelijke grafieken (waar ik niet veel van begrijp), afschuwelijke filmpjes (die ik niet durf te bekijken), en ingewikkelde medische rapporten (die hij rechtstreeks uit allerlei media heeft gekopieerd en aan de lopende band naar mij doorstuurt). Bovendien belt hij mij drie maal daags om een update van zijn lichaamstemperatuur te geven, die weliswaar nu nog keurig varieert tussen 36,7 en 37,5 graden, maar die hij voor de zekerheid alvast in een grafiek vastlegt. Je weet tenslotte maar nooit.
Steeds handiger word ik in het schakelen tussen wisselgesprekken. Ik houd de basisinformatie zo actueel mogelijk en weet precies welk moment met wie gedeeld moet worden. Nog nooit eerder was ik zo op goed op de hoogte van al het wereldnieuws en het welzijn van mijn familie. Ik stel mijn zus nogmaals gerust en verzeker haar dat ze snel weer op zal knappen. Om mijn woorden kracht bij te zetten, nodig ik haar uit om in de zomer met ons mee op vakantie te gaan. Een uur later ontvang ik via mijn telefoon de annulering van de door mij gemaakte reservering voor een kampeerplaats in Frankrijk.
Mijn vader hangt inmiddels alweer aan de lijn. Als schrale troost voor onze afgelaste vakantie stelt hij zijn nieuwe chalet als vakantiebestemming beschikbaar. Na enig doorvragen blijkt zijn chalet in Brabant te staan.
Inmiddels probeert ook mijn broer zich telefonisch aan te sluiten. Ik zet hem even in de wacht. Onderwijl pingelt hij wat op zijn gitaar, die hij speciaal voor de quarantaine periode heeft aangeschaft. Geduldig leg ik mijn nichtje door de huistelefoon uit hoe je een staartdeling oplost. Wanneer we bij som 4 zijn, heb ik op mijn mobiel alweer 4 gitaarsolo’s ontvangen.
De telefoon van mijn zoon gaat. Zijn leraar, die zijn taak zó serieus neemt, dat hij dagelijks met alle leerlingen belt en informeert hoe ver het schoolwerk al is gevorderd. Na een zorgvuldige controle, uiteraard met behulp van beeld en geluid, komt hij op een sympathiek idee.
“Weet je wat? Geef je moeder maar eens een compliment voor alle huiswerkbegeleiding,” spoort hij mijn zoon aan. Flauwtjes zwaai ik even richting camera naar de man, die ik nauwelijks ken, maar met wie ik sinds de crisis min of meer virtueel samenwoon.
Ik haal mijn broer uit de wacht. Inmiddels heeft hij een heel Beatles-repertoire opgebouwd; of ik even wil luisteren hoe het klinkt? Zijn vertolking van “Help!” wordt echter verstoord door een binnenkomend gesprek. Het is mijn moeder, die net een email heeft ontvangen van het verpleeghuis, waar oma verblijft. De gehele afdeling blijkt met Corona te zijn besmet.
Voor het eerst vandaag valt er een diepe stilte.
Mijn moeder hervat ons gesprek.
“Ik heb verschillende malen geprobeerd om naar het tehuis te bellen, maar er wordt steeds maar niet opgenomen.” Ze klinkt verontrust. “Misschien wil jij eens bellen om te informeren hoe het met haar gaat? Jij bent daar veel handiger in.”
Na een half uurtje rondbellen lukt het me eindelijk om oma door de telefoon te spreken. Naar omstandigheden blijkt het gelukkig goed met haar te gaan.
Mijn broer belt terug om de song nog maar eens volledig ten gehore te brengen. Zuchtend besluit ik daarna om mijn telefoon een tijdje uit te zetten. Mute. Uit. Gemuilkorfd.
“Weet je wat? Laten we een vuurtje stoken in de achtertuin?” stel ik mijn kinderen voor.
“Supergoed idee, mam!”
De kinderen sprokkelen hout terwijl ik in de schuur de houtkorf en de aanmaakblokjes zoek.
Al snel knettert er een behaaglijk vuurtje. De schemering valt in en de rust keert eindelijk weer terug.
“Verrassing! We waren toevallig in de buurt!” hoor ik ineens in ons tuinpad.
Mijn ex en zijn vriendin staan met hun fiets in de hand voor ons tuinhek.
“Pap!” roept mijn dochter verrast. “Komen jullie er ook gezellig bij zitten?” Ze plaatst twee extra stoelen bij het vuur, op ruim drie meter afstand van onze stoelen.
“Ik probeer je al de hele middag te bellen, om te zeggen dat we langs zouden komen, maar je nam niet op?” Mijn ex kijkt me vragend aan.
Hij schuift zijn stoel wat dichter naast de stoel van zijn vriendin.
“Wat heerlijk rustgevend, zo’n vuurtje… ” Mijn ex staart in de vlammen. “Het enige wat er nu nog ontbreekt is iemand, die gitaar bij het vuur speelt.“