Kerretenne-Pasen. Het is me wat. Gelukkig was ik niet helemáál alleen; het pubervolk was ook nog in da house. Ergens.
Om een uur of acht spring ik uit mijn nest. Want Pasen! Bluh. Op mijn paasbest huppel ik naar beneden; voorbereidingen treffen voor HET paasontbijt. Fluks verstop ik de twee chocoladepaashazen; als je de paashaas verstopt, hoef je immers geen rottige eieren meer te zoeken. Hartstikke handig.
Eerst koffie.
Ik haal het de dag ervoor gebakken paastaartje – een keto cheesecake – uit de koelkast en versier ‘m met verse aardbeien en bessen. Geweldig, al zeg ik het zelf. Dan begeef ik me met de gekookte eieren en een Eddingstift naar het salontafeltje. Dit jaar maak ik er Corona-eieren van. Zullen ze straks vást dubbel liggen.
Dan nog maar een koffie.
Ik bak broodjes, zet een grote pot thee en drapeer al het ontbijtlekkers op tafel. Taartje en eitjes erbij, perrrrfect.
Half elf. Veel te vroeg voor nachtbrakende gaming-pubers. Nog maar even het corona-nieuws kijken.
Oké, nog één koffie dan.
Om kwart over elf is het tijdstip daar: het duurt me te lang, dat geslaap. Ik brul naar boven: “JOEHOE! KINDEKES!! PAASONTBIJT!!!”
De eerste tien seconden hoor ik niks, maar dat is standaard. Dan fluit ik keihard mijn ‘kom-NU-naar-beneden-want-ma-wordt-ongeduldig’-deuntje. Dat werkt altijd.
“Jahaa, we komen al!” klinkt het enigszins gepikeerd. Duh, “al” is goed, denk ik erachteraan. Dochter komt in haar slaap-t-shirt en onderbroek de trap afgesjokt. Vanonder haar warrige haar werpt ze een blik op de ontbijttafel. “Ik heb echt totaal geen honger. Het is nog veel te vroeg.” Ze drinkt een glas water en ploft met haar mobiel op de bank.
Ook zoon sloft op blote voeten en gehuld in een zesdagenshirt en joggingbroek de woonkamer binnen.
“Hi.”
Ik weet dat dat in dit geval zoveel als ‘Goeiemorgen lieve mamaatje, jij ook een heel fijn en vrolijk Pasen!’ betekent, dus het zal.
Hij ontwaart de corona-eieren.
“Geinig.”
Ik neem het compliment maar in ontvangst; veel meer zal het toch niet meer worden vandaag.
“Ik heb twee paashazen voor jullie verstopt!” kakel ik vrolijk. “Jullie moeten zoeken!”
“Moet dat?”
“Nou ja, het mag. Maar eigenlijk moet het, ja. Ik doe ook maar gewoon mijn best, hè?” Zo langzaamaan begin ik ietwat knorrig te worden van de weids tentoongespreide Paas-apathie.
“Jemig, ik doe enkel maar mijn stinkende best om het nog een beetje leuk en lekker te maken vandaag, hè? Beetje enthousiaster mag wel.”
“Ja, ja, is al goed, ma.”
De taart valt gelukkig in de smaak. De eieren worden niet aangeraakt. Misschien moet ik volgend jaar toch maar weer gewoon suffe paashaasgezichten erop kalken.
Afijn. Vanaf vandaag zijn ze weer bij hun vader. Mag die eens even zijn best doen om ze alsnog in paas- en lentestemming te krijgen. Misschien met een potje Puber-Paasontbijt-Bingo erbij.
Vrolijk Pasen my ass. Ik ga maar weer aan ’t koffie-infuus.