Door het coronakabaal is de Paasstemming dit jaar ver te zoeken in het gesticht.
Niks gezellig veel geel met zaken als kippen, kuikentjes, hazen en eieren.
“Uw vader is vandaag weer opgestaan,” verneem ik van een zorgelijke zuster.
“Nou, dan is hij gelukkig nog erg Bijbelvast,” lach ik, veel te vrolijk.
Niet begrijpend kijkt ze me aan.
“Het is Eerste Paasdag!”
Na een zuinig lachje loopt ze hoofdschuddend weg.
Op Goede Vrijdag begaf Pa zich naar de Jumbo en daarna naar Gall & Gall en trakteerde zichzelf gulhartig op 2 literflessen jonge jenever van het huismerk, die gebroederlijk in het rollatormandje huiswaarts gingen, teneinde er een voor hem extra goede Goede Vrijdag van te maken. Eenmaal thuis, liet hij zich gestaag vollopen en ging vervolgens 2 dagen gestrekt. En nu is hij dan weer op de been, zij het een wankel been, onder een stinkend lijf in gekreukte kleren, waarop een ongeschoren hoofd met daarin slechts 1 werkend gehoorapparaat, dus het is helaas weer schreeuwen geblazen.
“Was het weer nodig?” krijs ik, terwijl ik een drinkbeweging maak.
Hij knikt langdurig en staart wat voor zich uit.
“Ja, ik zit hier maar een beetje te zitte. ‘k Heb geen pest te doen en ik zie geen hond,” verklaart hij, beverig.
Het spaarzame, doch trouwe bezoek laat het logischerwijs al wekenlang afweten, op stringente instructies van overheidswege, door angst voor een verondersteld vreselijk vijandig vorstelijk virus, waarvan echt helemaal niemand het fijne weet.
In het naastgelegen winkelcentrum zijn veel winkels al een tijdje dicht, is hem opgevallen. Dat schijnt te moeten om te voorkomen dat er meer mensen ziek worden. Daar snapt hij helemaal niks van.
“De hele bliksemse boel gaat toch kapot zo?” bromt hij, hoofdschuddend.
“Ja, maar volgens Rutte is dit nodig om de zorg te ontlasten. Dat is nu veel belangrijker dan de economie,” gil ik.
“Geloof jij het?” schampert hij, “die vrijer lult uit ze nek! We gaan toch naar de Filistijne zo?!”
De ministeriële uitspraken vervullen mij ook niet met vertrouwen, dus ik zwijg. En mijmer. Hoeveel mensen zouden er ten gevolge van de maatregelen gaan overlijden door gebrek aan de broodnodige steun en zorg, door wanhopige angst, diepe depressie of verscheurende eenzaamheid? En je zal nu ook maar ZZP-er zijn, of een restaurant runnen. Of een klein snappertje hebben, of behept zijn met een verwarde geest. Of met ledematen dan wel organen, die niet meer doen waarvoor ze bedoeld zijn. Hoe je het ook wendt of keert; we zijn allemaal op een of andere manier afhankelijk van iets of iemand.
Of hij bang is?
“Bang? Voor die Croma-toestand? Nee, daar prakkiseer ik niet over; wat ik krijge mot, dat mot ik krijge en verder doet et me niks. As ik doodga, dan is het me tijd…,” zegt hij ijskoud. Hij meent het nog ook.
Tijdens de inspectie van de koelkast op bedorven waar, zie ik een doos bonbons, een halfje wit, een aangebroken verpakking gesneden jong belegen kaas en een kuipje Bleu Band. Maar óók een zwart met blauwe spuitbus deodorant van het merk Axe. Waarom dat daar ligt? Dat staat er toch op? Kan ik niet lezen? “Cool! Fresh!” Dat betekent toch zoveel als koel bewaren? Hij is dan wel oud, maar nog lang niet gek!