Op een zaterdagochtend, nog ruim voor vijven, hoorde ik, na wat licht gekraak en brievenbusgeklepper, iets op de mat ploffen. Van nieuwsgierigheid kon ik niet meer slapen. Het bleek een krant te zijn. Een Telegraaf zelfs. Met een voorpagina, die krijst van het coronanieuws.
Vast een foutje van een nog half slapende krantenbezorger, dacht ik, het exemplaar met duim en wijsvinger oprapend. En voor de kattenbak is het best handig. Maar op maandag werd de krant weer bezorgd. En op dinsdag ook.
Ik ben geen krantenlezer. Nooit geweest ook. Een ellendig groot, onhandig, stinkend gevaarte, waar je groezelig grauwe handen en een navenante kijk op de mensheid van krijgt. Dat kan niet gezond zijn. De zaterdagbijlage van de Volkskrant vond ik wel leuk. Door de gewone verhalen over gewone mensen. Met bijzondere ideeën of in bijzondere omstandigheden.
Maar geen krant meer, is ook geen bijlage meer. En de man prefereerde trouwens het Algemeen Dagblad en dan ook nog graag de Rotterdam-editie. En híj las de rest wél, dus ik trok weer eens aan het kortste eind.
Ontbijten in quarantainetijd is een hele exercitie.
Het niet uitgenodigde nieuwsblad ligt nu dagelijks schreeuwend op tafel.
En de wel uitgenodigde man zit nu dagelijks schreeuwend áán tafel. Luidkeels te verkondigen dat die krant niet voor hem gemaakt is. Het lettertype, de onderwerpen, de stijl, de foto’s, de koppen; het is het allemaal niet. Het is een vreselijk teveel van alles. Zelfs als ‘t gratis is.
En… nu komt het; elke dag probeert hij het tóch weer! Gruwelijk! Je kunt hem er in ieder geval niet van betichten dat ie geen volhouder is. Ophokplicht doet écht wat, zeker met een mannenmens.
Na een week of vier viel er, naast de krant, ook een brief van de Telegraaf op de mat. Het bleek een betalingsherinnering.
De man schreef driftig zijn zienswijze over de Amsterdamse courant op de factuur. Daarna werd de bruut opengescheurde envelop met een overdosis aan plakband gedicht, waarna het epistel per ommegaande retour afzender ging. Dat zou hen leren! Na het aanschouwen van deze heldendaad stortte ik me, vervuld van trots, op het fabriceren van een grote pan verse tomatensoep. Mét balletjes. Zijn lievelingssoep.
De rest van de dag was de man bijzonder tevreden met zichzelf en van mening dat hij wel een middagdutje op de tweezitsbank had verdiend, met daarna twee halve liters bier en een bakje extra gezouten pinda’s. Voor de televisie. Zag ik daar Mies Bouman? Successen moet je immers vieren.
Er zijn overigens geen buren in de straat, die ik van een abonnement op de gezellige 020-gazet verdenk; stuk voor stuk verstandige mensen. Zonder kat.
De bezorging zal wegens wanbetaling binnenkort wel stoppen.
Toch jammer. Zo heb ik nog es stof om over te schrijven; een gewoon verhaal over gewone mensen. In “bijzondere” omstandigheden.

bron: pixabay.com