4 mei 2020, iets voor achten. Het online koor heb ik iets eerder gestopt en ik zoek op mijn laptop naar de live uitzending van de Herdenking op de Dam. Buiten hoor ik geluiden van vrolijk spelende kinderen, het stoort me enigszins en ik vraag me af of ze om acht uur wèl stil zullen zijn. Precies op het moment dat de trompet klinkt, heb ik de uitzending gevonden.
Ik woon zelf in een verzetsstrijdersbuurt, maar de enige openbare herdenking die dit jaar in mijn stad plaatsvindt, is op de Dam. Een bijna lege Dam, waar iedereen perfect gepositioneerd is.
Op de Dam is het echt stil, bij mij in de straat niet. Maar ik merk dat ik door de stilte het scherm in wordt getrokken en de geluiden van buiten raken steeds meer op de achtergrond.
Sneller dan verwacht klinken de eerste klanken van het volkslied. Koning Willem Alexander hoor ik zachtjes meezingen en de mond van Maxima beweegt ook. Femke Halsema houdt haar lippen op elkaar, waarom zou ze dat doen? Ik besef dat ik niet eens alle woorden van dat eerste couplet uit mijn hoofd weet. Ik kijk naar de compositie van mensen en hun kleding en vergeet het Wilhelmus weer.
“Dan nu de winnaar van de gedichtenwedstrijd” haalt me uit de trance en ik ben even verward. Maar het gedicht van het meisje brengt me weer terug. Hetzelfde gebeurt bij het leggen van de kransen. De video’s van ooggetuigen en hun kinderen/kleinkinderen raken me diep maar de twee scouts leiden me af. Waarom heeft die jongen wel zijn blouse in zijn broek en dat meisje niet? Waarom zien ze er net niet echt netjes uit? Waarom zouden juist zij zijn uitgekozen? En dan zorgt de volgende video er toch weer voor dat ik tot tranen geroerd ben. De koning volgt met zijn toespraak. Hij durft kritisch te zijn, zelfs op zijn eigen familie.
Ik kan het niet laten om met een regisseurs-oog te kijken. Zo zou het elk jaar moeten zijn. De perfecte compositie. De leegte die voelbaar wordt, toen en nu komen meer dan ooit bij elkaar.
De afgelopen weken vraag ik me af wat deze crisis voor live voorstellingen en concerten gaat betekenen. Tot nu toe ben ik nog weinig perfecte alternatieven tegengekomen. Ik schommel ook tussen boosheid en positiviteit. Het is allemaal al zo individueel en deze letterlijke afstand maakt het nog individueler. Ik ben bang dat een groot koor voorlopig alleen zal bestaan als alles van tevoren opgenomen is. Maar aan de andere kant gaat mijn fantasie de vrije loop als ik denk aan een enorm koor dat samen een grote spiraal vormt, waar het publiek langsloopt. Geen passief publiek, maar een actief deelnemend publiek dat de stemmen gedurende de route hoort veranderen.
Ja maar, de theaters en concertzalen dan? En het samen beleven? Kan een theater een andere functie krijgen dan nu waardoor het nog wel zijn bestaansrecht houdt? Waarvoor is een concertzaal uitermate geschikt?
Samen beleven? Ahoy vond ik een stuk indrukwekkender toen ik zelf op het podium stond dan in het publiek. Op het podium had ik de ruimte, in een vol publiek moest ik mijn best doen om ook maar iets te zien van de artiesten op het podium. Ik had kaarten voor North Sea Jazz dit jaar en heel stiekem zou ik het wel fijn vinden om met wat minder mensen te kunnen genieten van de optredens.
Ik ben als regisseur op mijn best met een perfecte voorbereiding en dan ter plekke toch alles anders doen dan gepland, omdat het in de praktijk altijd anders is dan ik van tevoren bedenken kon.
Deze week zou ik in het theater staan met een groep jongeren. Ze zouden het verhaal vertellen van een heleboel Anne Frank’s. Helaas wordt hun verhaal niet nu verteld. De vraag ‘wanneer wel’ telt eigenlijk niet meer. De vraag is eerder ‘hoe wel’.
Ik weet het nog niet. Maar zolang we onze creativiteit bewaren blijft alles mogelijk. Binnen de mogelijkheden, dat wel.