>> Wat hier aan vooraf ging <<
Mijn 149 komt heuglijk dichtbij. Gespannen tuur ik naar het bord. 145… 146… 147… En iedereen moet steeds maar naar balie C. Blijkbaar hebben de balies A, B, D en E koffiepauze. Arme Balie-C-mevrouw. Arme wij.
Een gevoelde eeuwigheid gebeurt er helemaal niks. En dan: floep! 159. Ho! Stop! Hier gaat iets heel erg fout! Een gevoel van groot onrecht maakt zich van mij meester. Ik zie mijn buren nu ook geïrriteerd opkijken. Nummer 159 staat onzeker op. Nog meer boze gezichten. Dan wordt het bord zwart. 159 gaat bedeesd weer zitten.
Het bord gaat weer aan. Yes!! 148! En dan de grote verlossing: 149. Joepie! Ik mag! Ik spring overeind. Oh wacht, sport binnen mag natuurlijk niet. Extra rustig loop ik door de gang naar de balieruimte van burgerzaken, waar inmiddels maar liefst weer twee medewerkers actief zijn. Wat een weelde. Maar blijkbaar moet ik wéér wachten; er staan nog 2 mensen voor mij. Het triomfgevoel als ik eindelijk gewenkt word, is groot. I made it!
“U wenst?” Ik staar een moment naar een ponystaart en een paardengebit.
“Euh… Ja. Ik wil mijn persoonsgegevens in het centraal register aanpassen. Ik heb namelijk een actueel bewijs van inschrijving nodig, met mijn juiste paspoortnummer en mijn nieuwe naam,” ratel ik. Ik overhandig haar mijn gloednieuwe paspoort.
“U moet daarvoor toch echt eerst het meldingsformulier invullen. En uw naam kunt u enkel en alleen bij de burgerlijke stand veranderen, sorry. Volgende!”
Even sta ik bedremmeld met de mond vol tanden. No way heb ik 2 uur gewacht om dan zó afgescheept te worden. “Nee. Niet volgende. Aan de telefoon zei uw collega vanochtend dat dit helemaal geen probleem was, zolang ik maar persoonlijk langskwam met mijn nieuwe identiteitsbewijs. Dat formulier vul ik hier wel snel in. Bovendien is dit geen nieuwe naam: dit is mijn eigen naam, mijn geboortenaam. Ik heb niks veranderd, ik ben enkel gescheiden. En in Nederland gaat dat gewoon zo: nieuwe pas, nieuwe naam, klaar. Met de Oostenrijkse burgerlijke stand heb ik dus niks te maken. U typt die naam en mijn nieuwe paspoortnummer in uw computer, geeft mij mijn nieuwe inschrijvingsbewijs en that’s it. Ik ga hier niet weg zonder dat papiertje met mijn eigen naam en de correcte data.” Ik kijk haar even op mijn stelligst aan.
De dame heeft mijn blik duidelijk goed geïnterpreteerd: ze geeft mij een formulier en een pen, neemt mijn paspoort en gaat “even overleggen” met haar collega. Ik vul als een gek het formulier in en hoor haar collega mompelen: “Joh, niet moeilijk doen. Schuif ’t op Corona. Gewoon aanpassen en afhandelen. Als ’t fout is, niet jouw schuld. Uitzonderingstoestand.” Ik vind haar collega nu al geweldig. Lekker pragmatisch.
Ze gaat weer zitten en typt. En kijkt. En typt weer. Neemt mijn formulier en typt nog een keer. Klinkt goed. “Ik moet u nog wel even officieel identificeren. Graag uw mondkapje omlaag doen. Ja, ja, dat mag nu, geen zorgen. Graag wel even een meter achteruit stappen.” Ik doe een flinke pas naar achteren, trek mijn mondkapje omlaag en kan het niet laten om te vragen: “En? Klopt het? Ben ik ik?” Ze kijkt in mijn pas en dan weer naar mij. “Ja ja, is al goed.” Mooi. Mondkapje weer op.
De printer ratelt. Wat een heerlijk geluid.
“Alstublieft. Tot ziens en fijne dag nog, Frau Bartels!” hinnikt ze. Ja, die ga ik hebben. Weliswaar heb ik 2,5 uur ervan verknoeid in de corona-rij, maar ik nu ben blij. Buiten zwaai ik in mijn hoofd naar de alweer flink gegroeide corona-rij. Veel succes mensen! Dikke doei.
“Trojka hier, trojka daar,
Ja, je ziet er veel dit jaar
Trojka hier, trojka daar,
Overal zit paardehaar.”
— The End —
Wat heerlijk om aan het eind van elke coronakroniek een stukje tekst van drs. P. te zien. Mijn absolute held als het om de taalkunsten gaat. Dank je.
Gefeliciteerd!