Half leven is half doodgegaan. Het cliché klopt: het hele leven is vanaf de geboorte één groot, langzaam sterven. Bij de een gaat dat wat trager, bij de ander plots ongenadig snel. De rest? Die zit |ertussenin|.
Op halve kracht is voor de helft uitgeput. Maar stoppen is ook geen optie, want dan haal je het tankstation voor nieuwe energie niet. Dan strand je. Ergens |ertussenin|.
Ook een half opgelost vraagstuk blijft een probleem. Immers, voor het onopgeloste deel blijven we in al onze onzekerheid bevreesd. Maar op angsttoestanden gedijt enkel je vluchtinstinct; geen tijd meer voor adequaat doordachte remedies. Rest enkel dat vleugje hoop op een gulden middenweg |ertussenin|.
“Net niet goed genoeg” is voor jezelf doorgaans nog “best oké”. Maar voor een ander mist er iets. Voldoende duidelijkheid. Correctheid. Originaliteit. Het resultaat: iets wat nét onder de maat blijft. Iets waarvoor de lat duidelijk te hoog ligt. Iets slechts |ertussenin|.
Middelbaar is niet bepaald jong meer, maar ook nog lang niet oud. Een slepend stadium van ferme tred naar overgang. Van nieuw naar oud. Zeker niet omgekeerd. Maar definitief ergens |ertussenin|.
Duisternis is niet slechts het ontbreken van licht. Het is de vastgeroeste overtuiging dat het licht ook nooit meer terugkomt. Lichteloos. Zonder waarschuwende schemering |ertussenin|.
En intussen stuiteren we op en neer tussen hoop en leven. Zweven we tussen “het zal wel weer…” en “het zal toch niet?” Maar indien niet, dan toch vast wel iets |ertussenin|.
Alles zit overal altijd maar tussenin. En op het moment dat het einde in zicht gekomen is, is de kans groot dat je eindelijk –ertussenuit- piept.