“Ik dacht eraan om voor ma zo’n alarmketting, zo’n alarmknop die ze om haar nek kan hangen, te bestellen. Ze wordt nu toch wel een dagje ouder… En stel je eens voor dat ze valt? Tenslotte woont ze weer alleen.”
Meestal heeft mijn zus goede ideeën, maar ik twijfel eraan of mijn moeder er ook zo over denkt.
Voor de zekerheid bel ik mijn moeder op.
“Hoe is het, sinds Cor bij je weg is? Voel je je niet erg eenzaam?” gooi ik een visje uit. “Iedere avond in je uppie…?”
“Welnee, het gaat ontzettend goed met mij. Ik ben sinds kort weer aan het daten! Ik heb nu online contact met een kunstenaar, die er voor zijn leeftijd nog erg goed uitziet. Hij stuurt me regelmatig foto’s van schilderijen die hij maakt. Maar hij schildert wel veel. Ik krijg nu iedere dag minstens 6 foto’s van foeilelijke schilderijen.”
“Maar dat betekent wel dat hij nog steeds erg actief is, ma.”
“Ja, helaas geldt dat niet voor alle kerels die met mij willen daten. Vorige week ben ik bij jou in de buurt geweest. Ik had daar een afspraak met een man van mijn leeftijd. Nou, dat was dus helemaal niks.”
“Hoezo? Was het geen leuke man?”
“Zijn bed stond op klossen. Dat was het eerste wat me opviel, toen ik binnenkwam en een blik in zijn slaapkamer wierp.”
“Hoe oud was hij dan?”
“Gewoon, van mijn leeftijd. Op klossen! Stel je eens voor!”
Mijn moeder begint hard te lachen.
Schaterend vertelt ze verder. “Daarna kreeg ik een gebakje, dat een paar dagen over de datum was. Over de datum… snap je ‘m?” hikt ze.
“Dus je was daar na een half uur alweer vertrokken?”
“Nee, joh. Ik ben tot ’s avonds laat gebleven. Anders vond ik het zo zielig voor die man. Hij had geen familie, er lag alleen een poes in een fauteuil. Na een half uur zat ik trouwens helemaal onder de haren.”
“Maar was het gezellig? Daar gaat het tenslotte toch om?”
“Nou, nee. Hij heeft de hele avond geen boe of bah gezegd, want hij zat voetbal te kijken. En dat is nu precies het enige wat ik beslist níét mis sinds Cor is vertrokken. Avonden lang naar voetbal kijken…”
“Tja, daar kan ik me wel iets bij voorstellen…” probeer ik met haar mee te leven.
“Maar goed, Cor stónd tenminste voor de televisie. Je weet vast nog wel hoe hij altijd voor de televisie aan het springen was en tegelijkertijd heel hard schreeuwde om alle spelers aan te moedigen.”
Ik herinner me inderdaad een ijsberende Cor voor de televisie, wanneer zijn favoriete elftal dreigde te verliezen.
“Deze man lág alleen maar languit op de bank naar het scherm te kijken. Achteraf gezien was het best begrijpelijk. Hij had last van zijn benen. ’s Avonds nadat ik had meegegeten en hij nog even naar de keuken sjokte om koffie te zetten, belde er iemand aan.”
“Wie was het?”
“De thuiszorg. Ik heb zelf maar de deur geopend, want anders zou het een eeuwigheid duren voordat hij zelf eindelijk bij de deur zou zijn. Een zorgverlener kwam langs om steunkousen bij mijn date aan te trekken. Dat was trouwens wel een spraakzame vent. Met hem heb ik nog een tijdje een leuk gesprek gevoerd.
“Ben je dan zó lang gebleven?”
“Ja, best wel lang, ja. Want ik dacht telkens: ik kan die man toch niet zomaar alleen laten? Stel je voor dat er iets met hem gebeurt? Wie moet hem dan helpen?”
“Daar zijn van die speciale alarmkettingen voor, ma,” zeg ik snel.
“Ja, dat klopt, die had hij ook. Dat vertelde die zorgverlener. Dus ik heb ’s avonds laat die ketting om zijn nek gehangen. Toen kon ik eindelijk met een gerust hart naar huis rijden.”
“Slim, hoor!”
Na dit verhelderende telefoongesprek stuur ik mijn zus voor de zekerheid nog even een berichtje. “Bestel maar een flink aantal van die alarmkettingen. Ik heb even met ma overlegd en ze kan die dingen prima gebruiken om voortaan zonder gewetensbezwaar te kunnen daten.”

bron: pexels.com (credits: sum+it)