Het maakte nooit uit hoeveel geld ik uitgaf. Ik gaf zo 2500 euro uit aan de wekelijkse boodschappen. Dure wijn, exclusieve kaasjes, een salade van de traiteur, niets was te gek.
Dat is nu wel anders. Nu heb ik ongeveer 100 euro per week te besteden. Dat scheelt nogal.
De eerste weken had ik chronische geldnood. Wat achteraf niet zo heel gek was. Op onze eerste dag “alleen” at ik een biefstuk van 250 gram, die ik bij de traiteur kocht. Onze zoon at een tournedos van 3 ons. De tweede dag kreeg ik zin in verse sliptongetjes. En omdat ik ze zelf niet goed kan bereiden, aten we in het restaurant waar we wel vaker kwamen. Twee uur later ontving ik de rekening van 150 euro.
Dat ging niet lang goed natuurlijk.
Toen ik de laatste dagen van de eerste maand moest leven op ingeblikt soep, pasta en afbakbroodjes zonder beleg, ging de knop radicaal om. Vanaf dat moment zou ik niet meer – nóóit meer – in geldnood zitten, besloot ik. Op mijn halfgare laptop maakte ik een Excel-sheet die inzicht gaf in mijn inkomsten en mijn uitgaven.
Het werd al snel pijnlijk duidelijk dat ik geen besef van de waarde van geld had. Zonder na te denken kocht ik een leuk jurkje van een topdesigner. Met het schaamrood op mijn kaken bracht ik ’t ding weer terug naar de winkel. Ik stotterde een smoesje en ik was heel blij dat ik het volledige aankoopbedrag terugkreeg.
Sindsdien leef ik met mijn gouden regel: 50% van mijn inkomsten reserveer ik voor de vaste lasten. 20% mag ik uitgeven aan eten en drinken en 30% moet op de bank blijven staan. En ik heb digitale spaarpotjes aangemaakt. Een potje voor vrije tijd, een potje voor onvoorziene kosten, een potje voor machines die stuk kunnen, etc.
Heel erg OCD-achtig houd ik mij aan mijn zelf opgelegde financiële kettingen.
Maar: sindsdien zit ik niet langer echt in directe geldnood. Ik leer het nog wel!

bron: pixabay.com (2159310) (credits: user peter-facebook)