“Hier heb je mijn visitekaartje. Ik zou graag wat foto’s van je willen maken. Ik ben bezig met een fotoreportage voor een tentoonstelling. Jij bent toevallig precies het type, waarnaar ik op zoek ben.”
De jonge fotograaf was in een nonchalant pak gestoken en droeg een piekerig punkkapsel. Nadat ik het kaartje had aangepakt, draaide hij zich om en verdween weer tussen de andere genodigden van het Rotterdamse filmfestival.
“Fotograaf en locatie scout voor commercials en videoclips”, las ik op zijn kaartje.

“Het moment” – bron: PHOXX John Groot (foto uit eigen privé collectie YA)
Een week later stond ik samen met een artistiek kijkend mannelijk model voor zijn camera te verkleumen op de Maasvlakte. Ik kreeg een sjaal en een flacon whisky, om op te warmen. Al na een paar ferme slokken keek ik een beetje scheel en lodderig uit mijn ogen.
“Perfect! Houden zo!”
Het moment werd vastgelegd.
De foto was bijzonder goed gelukt, vond hijzelf. Hij had een extra afdruk gemaakt, die ik op zijn kantoor mocht komen ophalen. Nieuwsgierig ging ik dezelfde avond bij hem langs.
Zijn kantoor bevond zich in een statig herenhuis, gelegen aan een schitterende singel. De hagelwitte muren in zijn kantoor waren meters hoog. Maar de engelen tussen de gipsornamenten op het plafond leken heel dichtbij. Het roodmarmeren blad van de imposante, antieke schouw lag bezaaid met volgeschreven memo’s. De vergadertafel was keurig opgeruimd.
“Mooi hier, zeg!”
Ademloos keek ik rond.
Midden in een lege aangrenzende ruimte zag ik een ouderwets gietijzeren bad op goudkleurige leeuwenpootjes staan. Daarnaast stond een gammel tweepersoons Frans spijlenbed, dat met het hoofdeinde tegen de muur was geschoven. Boven het bed prijkte een opvallende levensgrote filmposter van de speelfilm Betty Blue. De afbeelding oogde als een fresco in gewassen blauwtinten.
“Een filmset?” gebaarde ik richting het bad en het bed.
“Nee. Dat is het gedeelte waar ik woon.”
“Maar er staan voor de rest helemaal geen spullen?”
“Een bed en een bad. En een kantoor. Meer heb ik niet nodig.”
“Dat is niet veel.”
“Oh ja, en misschien nog een vrouw om zo af en toe mee te slapen,” grijnsde hij.
“Dus je slaapt daar echt?”
Ik wees naar de kale ruimte.
“Ja. En ik ga er in bad.”
“Zo te zien is het bad niet op de waterleiding aangesloten? Het staat midden in de kamer.”
“Het bad vul ik met emmers water.”
“Goh, best knap wanneer je zo eenvoudig kunt leven…”
“Het is hier prettig vertoeven. En ik slaap er als een roos. Wist je dat ik de reputatie bezit van de man waarbij je heerlijk kunt slapen? Soms komen er zelfs vriendinnen langs, om eens samen een nacht met mij te slapen.
Ongelovig staarde ik hem aan.
“Alleen maar slapen? Dus geen seks?”
“Ja. Alleen maar slapen. Probeer het maar eens,” daagde hij me uit. “Blijf gerust vanavond slapen. Morgenochtend vul ik het bad met lauwwarm water voor je.”
Inmiddels begon het al te schemeren. Voor zijn raam hing een lichtreclame met blauwe letters. In het blauwe neonlicht viel het me ineens op dat hij erg veel op Nick Cave leek.
“Je lijkt op een popster.”
“Dat weet ik. Nick Cave. Ik heb hem trouwens wel eens gefotografeerd. Vreemd genoeg was hij minder sympathiek dan ik me had voorgesteld.”
“Jij bent een stuk aardiger,” stelde ik vast. ”Daarom komen al die vrouwen hier natuurlijk slapen, in plaats van…”
Ik sprak het woord neuken maar niet uit. Het paste niet in de serene sfeer van het romantische 19e-eeuwse herenhuis, waar je de grandeur van vervlogen tijden als een aangename lichte bries door het vertrek voelde waaien.
Ik keek opzij, naar de man, die de looks van een popster had. Een man die beoogde de uitstraling van een man van de wereld te verkrijgen, maar die eigenlijk alleen maar véél te aardig was.
Ik bleef.
Niet veel later ging de deurbel. Het was zijn moeder, die onverwachts langskwam.
“Je houdt toch van oude rommel, lieverd? Ik ben vandaag speciaal voor jou naar de rommelmarkt geweest, en heb alles van voor je gekocht!”
Ze kwam binnen met een grote rieten mand, die uitpuilde van de cadeaus.
Nieuwsgierig wierp ik een blik in de mand, die was vol gestouwd met prullaria, slordig verpakt in krantenpapier of in goedkope doorschijnende plastic tasjes gewikkeld.
“Zet maar neer mama. Ik pak het morgen wel uit,” wimpelde hij enigszins gegeneerd af.
“We wilden eigenlijk net… vroeg gaan slapen”
Het kwam er een beetje onnozel uit. Zijn image werd ineens zo breekbaar als de zorgvuldig uitgekozen vaasjes, wijnglazen, kopjes en schoteltjes door zijn al wat oudere, bijzonder vriendelijke moeder.
“Nee hoor, zo gemakkelijk kom je niet van me af.”
Vastberaden bood ze hem de mand aan.
Geamuseerd sloeg ik het tweetal gade. Gelaten pakte hij het geschenk van haar aan.
“Nee, zo doen we dat niet, zoon. We gaan gezellig met z’n drietjes op jouw bed zitten. Vergeet vooral niet om je schoenen uit te trekken! Schuiven jullie eens op?!”
Er zaten minstens twintig prullen in de mand. Hij pakte ze een voor een uit. Zijn moeder koos de volgorde. Terwijl ze bij iedere gevonden ‘schat’ een langdradig verhaal afstak, voelde ik mijn oogleden steeds zwaarder worden.