Lieve kinderen, ik snap dat jullie je vervelen. Die temperatuur hier in Kuala Lumpur, hè. Het is hier in dit land altijd standaard 30 graden, ik snap dat jullie gék worden van die hitte! Arm grut. Dan komt daar ook nog bij dat jullie al vanaf maart geen school hebben gehad en door de corona-sores geen enkele structuur meer hebben in je leven. En jullie zijn boos en verdrietig, omdat het zwembad ook nog steeds niet open mag… Ik begrijp het helemaal! Zo zielig voor jullie…
Ook heb ik er alle begrip voor dat jullie twee bushokjes hebben gemold, ja je moet je ergens op afreageren toch!? En dan de kat van de buren… ook daar heb ik begrip voor. Afijn, om te voorkomen dat jullie een derde bushokje gaan vernielen, heeft mama nu iets leuks bedacht om jullie wat afleiding te geven: een Nederlandse taalles.
Wij wonen nu eenmaal niet in Nederland, dus we moeten onze taal goed blijven bijhouden. Mama is zo blij dat jullie dat met mij eens zijn. Dat jullie ook dit keer niet weten waar ik jullie telefoons heb verstopt, heeft uiteraard niets met jullie enthousiasme te maken.
Hé, jij daar, ongeïnteresseerd meisje op de voorste rij: niet pruilen en ook niet in je neus zitten peuteren. Opletten hoor, anders snap je het straks weer niet. De stof voor vandaag is best ingewikkeld! En jij daar, snotneus met dat ingezakte tienerlijf, haal die frons van je gezicht en pak je notitieboek erbij. Nee, je mag niet naar het toilet.
Oké, daar gaan we dan…
Vandaag gaat de les over een zeer interessant grammatica onderdeel van de Nederlandse taal: voorzetsels!
Voorzetsels zijn er van PLAATS en van TIJD. Ik zie aan de twijfelende blik in jullie ogen dat jullie het nu al niet meer begrijpen. Laten we dan maar beginnen met een praktisch voorbeeld met een voorzetsel van plaats.
Kijk, hier heb ik een heerlijke stink-sok. Zo te ruiken aan de kaaslucht en te zien aan de onbestemde kleur, is deze sok van kindje nummer 1. Deze sok is al héééél lang niet gewassen. Nu komt de vraag van de dag: moest deze sok nou IN de wasmand of NAAST de wasmand? Ik denk dat ik het antwoord al weet. Jullie ook?
(—————?)
Nee, kindje nummer 2, fout gegokt. Sokken moeten niet NAAST de wasmand! Dat is precies de reden dat deze muffige sok er nu zo gaar uitziet! Oké, dan zegt juf mama het wel: De. Sok. Gaat. IN. De. Wasmand. Kunnen jullie dat nazeggen? INNNNN. Wat een heerlijk woord. Iets harder, ik hoor jullie niet!
Schrijf maar tien keer op: “Mijn vieze sokken gaan IN de wasmand.” En ‘in’ mag je met hoofdletters schrijven. Misschien dat de leerstof voor vandaag dan iets langer blijft hangen.
We gaan nu het nieuw geleerde woord in een zelfgemaakte zin verwerken. Ja ja, compleet met werkwoord en onderwerp. Niet in paniek raken, want jullie kúnnen dit. Mama heeft het volste vertrouwen in jullie. Nee, je krijgt nog steeds geen plaspauze.
(—————)
Wat een prachtige zinnen hebben jullie gemaakt! Ik ben trots op jullie.
“Het is helemaal IN om bushokjes te vernielen.”
“Ik heb er zin IN om de nieuwe kat van de buren te mollen.”
“Heeft mama in de gaten dat ik het IN m’n broek heb gedaan?”
Jullie zijn op de goede weg, maar je moet nog veel leren…
Er zijn ook voorzetsels van tijd en van beweging. Maar omdat jullie totaal geen affiniteit hebben met deze concepten, slaan we dit deel van de les maar over.
Zo, en nu mogen jullie na deze onverwachte uitbarsting van nijverheid op zoek gaan naar jullie mobieltjes. Ik zal jullie een hint geven: ze liggen IN de prullenbak.
Volgende week: spelling. Op de lijst van te bespreken woorden staan naast Schilderswijkterreur en verveelslachtoffers, ook vakantieschaamte, Damdemonstranten, busstationssloper en zwartepietentrapper op het programma. Tot dan!