“In de oorlog droegen we ons lot gezamenlijk. Dat gaf enigszins verlichting. Maar deze Coronacrisis voelt voor mij veel zwaarder. Want nu heb ik het gevoel dat ik de crisis alleen moet dragen…”
Ik luister naar de radio. De oudere vrouw die geïnterviewd wordt, mist de samenhorigheid in onze huidige maatschappij.
Ook mijn grootvader overleefde als jongeman de oorlog. In 1944 werd hij opgeroepen en werd hij tewerkgesteld in een werkkamp in Duitsland. Na de bevrijding keerde hij getraumatiseerd terug naar huis. De oorlog was weliswaar voorbij, maar zijn herinneringen aan die gruwelijke periode bleven springlevend. Hij sprak er met niemand over, zelfs niet met zijn vrouw. In de oorlog hadden mensen gezamenlijk voor vrijheid gestreden. Maar zijn oorlogsverleden moest hij alleen dragen. Hij had gehoord en gezien. En nu zweeg hij in alle toonaarden.
Als kind was ik altijd gefascineerd door het verleden van mijn grootvader. De tweede wereldoorlog was dan ook vaak het onderwerp van mijn spreekbeurten en werkstukken. Voorzichtig probeerde ik zo af en toe toch wat informatie bij mijn grootvader los te peuteren.
“Opa, vertel eens iets over de oorlog?”
Maar zijn antwoord was altijd hetzelfde: “Hoe kan ik je iets vertellen over gebeurtenissen, waar ik zelf nog steeds niets van begrijp?”
Mijn oma schoot dan te hulp. Ze gaf me stiekem een stapeltje handgeschreven brieven, zijn gestempelde persoonsbewijs en een dasspeld in de vorm van een Jodenster.
“Niets tegen opa zeggen, hoor. En weer teruggeven, als hij het niet in de gaten heeft.”
‘Horen, Zien en Zwijgen’ was dé voorwaarde om de gewichtige documenten in ontvangst te mogen nemen.
Ademloos las ik alle brieven die hij mijn oma gedurende oorlogstijd had geschreven.
“Lieve Riet, mocht ik ooit terugkeren, dan ben ik niet meer de man, die ik was,” stond er in ouderwets schuinschrift. Dat was alles wat hij over zichzelf schreef. Ook in deze brieven liet hij nauwelijks iets los over de barre omstandigheden, waaronder hij leefde. Hij informeerde vooral naar het welzijn van zijn vrouw, kinderen en zijn ouders.
Later, toen hij veel ouder was en problemen met zijn gezondheid kreeg, verergerde ook zijn trauma. Inmiddels was hij slechthorend, maar de geluiden uit de oorlog klonken oorverdovend. Toen zijn zicht door ouderdom verminderde, zag hij nog steeds de oorlogsbeelden haarscherp aan zich voorbij trekken.
“Misschien moet U er eens met iemand over praten,” probeerde een arts hem ooit over te halen.
Maar mijn opa schudde zijn hoofd.
“Het is beter om te zwijgen. Er is al genoeg geschreeuwd.”
Hij keek dan stil en verdrietig voor zich uit.
“Het geschreeuw van kinderen in het kamp, dat vond ik altijd het ergste.” Meer zei hij nooit. Hij zweeg. Omdat het toch niet uit te leggen was. Omdat het te vreselijk was geweest om over te kunnen praten. En waarschijnlijk ook uit respect voor degenen die het niet hadden overleefd. Het verleden van mijn grootvader bleef voor ons een groot raadsel. Wáár had hij precies gezeten? Wát had hij gezien, gehoord en meegemaakt?
Ook tijdens deze crisis is het Coronavirus door raadsels omgeven en heeft het inmiddels al talloze levens geëist. Maar er wordt niet gezwegen. Integendeel. Mensen met uiteenlopende meningen over de ernst ervan en de manier waarop we het virus het beste dienen te bestrijden, voeren onderling een verbale oorlog. Burgers, politici en virologen bestrijden niet alleen het virus, maar vooral ook elkaars mening, hoe we het virus het beste kunnen indammen.
Discussies laaien op. Wat is belangrijker? De economie of de volksgezondheid? Zelfbeschikking alias “vrijheid”, of toch overheidsingrijpen? Met het bevechten van het eigen gelijk neemt de polarisering in de maatschappelijke discussie over de bestrijding van het virus steeds meer toe. Maar nu lijkt ‘Horen, Zien en Schreeuwen’ daarbij nog het enig geldige, indringende advies te zijn. Bek houden?’ Dat was ooit.

bron: pxhere.com 651947 (CC0 Public Domain)