We waren nog heel erg jong, dol verliefd op elkaar en we hadden geen haast. Maar al een paar weken na onze eerste ontmoeting woonden we voor het eerst samen in een om-niet woning. Een donkere voor-, tussen-, en achter-woning, die we opfleurden met een paar felrode fauteuils van Ikea, een tweedehands eethoek en een door mijn ouders verstrekte twijfelaar.
De fauteuils zetten we “voor” en de eettafel schoven we naar achteren. De twijfelaar plaatsten we “tussen.” Boven de tafel hingen we twee lampen op, die met een opvallend rood snoer aan slechts één armatuur bungelden. De lampen verdeelden het licht onregelmatig. Mijn lief goed uitgelicht, zelf zat ik meestal in de schaduw.
De eettafel stond ongebruikt in de achterkamer. Meestal aten we ’s avonds in bed, terwijl we televisie keken. Tussen de programma’s door bedreven we loom de liefde. Om niet. Liefde met een beperkte houdbaarheidsdatum. Net zoals het diepe zwart van zijn geverfde haren en het glanzende rood op mijn lippen.
Ondanks de slechte verlichting zag mijn lief op een dag een muis lopen.
“Kijk! Jee, een muis!”
Hij wees naar een kleine muis, die op z’n dooie akkertje uit onze douchebak trippelde. We zaten in de voorkamer, waar mijn vader in een hoek een geïmproviseerde doucheruimte had aangelegd.
“Die zit daar vast en zeker omdat ie elke avond mee kan eten,” lachte mijn lief. Hij wees naar het afvoerputje, waarin grondig gewassen eikenbladsla en papperige aardappelresten zich tot een gratis afhaalmaaltijd hadden samengeklonterd. Omdat er sinds de aanleg van de douche in de keuken geen warm water meer uit de kraan stroomde, wasten we onze vuile borden maar in de douchebak af.
Een week later zag ik ’s ochtends ineens een klein trillend snoetje uit de gleuf van de broodrooster steken, precies op het moment waarop ik een lichte schroeilucht rook. De muis was in de broodrooster gekropen. Bijtijds trok ik de stekker eruit. Snel glipte het diertje weg.
Sindsdien liet de muis zich af en toe tijdens het ontbijt even zien. Dan gooide ik wat broodkruimels of kaaskorstjes. Brood met pindakaas; daar hield ie ook van. Na verloop van tijd paste zij – het bleek een vrouwtje – niet meer in de broodrooster. Ze was zwanger. Al snel toonde ze me trots haar hele gezin. Ik werd opgenomen in haar familie van grijze muizen.
Muis en kroost lieten zich steeds vaker zien. Mijn lief daarentegen zag ik nog nauwelijks. Regelmatig ging hij alleen of met vrienden op stap en kwam hij pas halverwege de nacht thuis. Daardoor was hij te vroeg voor het ontbijt. Of te laat, wanneer hij uitsliep. Soms kwam hij dagenlang niet thuis en liet hij niets van zich horen. Herhaaldelijk bleef het restant van het avondeten onaangeroerd op tafel staan. Zelfs het muizenleger kreeg ’t niet meer verorberd.
’s Nachts, wanneer ik breeduit in onze inmiddels te ruim geworden twijfelaar lag, begon ik voorzichtig te twijfelen aan de oprechtheid van zijn liefde. Langzamerhand drong het tot me door dat ik in zijn gedachten was verschoven van “voor” naar “tussen.” Gedesillusioneerd besefte ik, dat het waarschijnlijk niet lang meer zou duren, voordat het bestaan van onze relatie naar het achterkamertje zou verdwijnen.
Op een grijze, troosteloze ochtend nam ik in een opwelling een resoluut besluit. Ik wilde niet langer deel uit maken van een kleurloos bestaan tussen afwachtende muizen. Met een gepast trillend snoetje besloot ik om niet meer eindeloos en tevergeefs op zijn thuiskomst te gaan zitten wachten.
Die dag stiftte ik mijn lippen weer vurig rood. Na eerst nog een laatste blik in ons voor- tussen- en achterhuis te hebben geworpen, verliet ik voorgoed het pand van onze relatie. Slechts de mooie herinneringen nam ik mee. De laatste kruimels van onze liefde liet ik bij hem achter.

bron: pixabay.com 3194768 (credits: user ‘sibya‘)