In iedere discussie (Corona-gerelateerd of niet) wordt te pas en te onpas gegooid met de termen ‘de burger’ en ‘het volk’. Als de lidwoorden juist gebruikt worden tenminste, want zelfs dat blijkt met enige regelmaat al een enorme uitdaging. Deze twee zelfstandige naamwoorden in de juiste context gebruiken, blijkt echter nóg een stuk moeilijker.
Ik weet het: ik zou ’t moeten negeren. Maar zo af en toe staan ze mij zo ontzettend tegen, al die mensen die denken dat ze voor een hele groep, waar ik ook onder val, kunnen en mogen spreken. Gelukkig hoef ik me volgens de Dikke van Dale niet aangesproken te voelen:
‘Het volk’ is namelijk een historisch gegroeide gemeenschap van erfelijk verwante mensen met min of meer gelijke taal en gewoonten. En ‘de burger’ is slechts een inwoner van een stad of land
Gisteren las ik ergens online een commentaar, waarin iemand stelde dat al die chronisch zieken het ‘de burger’ niet kwalijk mogen nemen, dat zij door Corona nu niet de zorg krijgen die zij nodig hebben. Als chronisch zieke ben ik volgens die mevrouw dus geen burger? En tóch weet de gemeente waar ik woon me ieder jaar weer te vinden om belasting af te dragen. Over de term ‘De burger’ valt eigenlijk niet echt te twisten.
Je ontkomt er niet aan om een burger te zijn; dat ben je, zodra je een woon- en verblijfplaats hebt. Ik wil dan ook aan alle roeptoeterende mensen voorstellen om deze term niet meer te gebruiken. Buiten jullie bubbel zijn er namelijk altijd burgers die het niet met jullie eens zijn. Als het om zoiets subjectiefs gaat als een mening, bestáát ‘de burger’ als zodanig helemaal niet.
Het volk is een wat dynamischer begrip. Ook hier kan het gaan om de inwoners van een land, maar Van Dale’s eerste definitie is net even iets anders, met name dat stukje over “min of meer gelijke taal en gewoonten”. Als jouw taal en/of gewoonten nu eens heel erg afwijken van degene die de term ‘het volk’ gebruikt, ben jij dan meteen geen lid van dat volk?
Ik ben zo vrij om ervan uit te gaan dat dat zo is. Veel mensen die verwijzen naar ‘het volk dat in opstand komt’ en ‘het volk dat het niet langer pikt’, bezigen een heel andere taal dan ik. Het gaat óf richting de aardappel in de keel, óf het is zo grof gebekt dat zelfs de ‘generatie Flodder’ af toe nog met de oren klappert. Ik ben geen heilige, al helemaal niet in de auto, maar ik kan rustig stellen dat we níét dezelfde taal spreken.
Ook wat gewoonten betreft voel ik mij niet bij deze mensen horen. Ik roeptoeter zo nu en dan ook graag wat af, maar dat doe ik op persoonlijke titel en niet – voor het gemak, voor de generalisatie en ter ‘waarheidsversterking’ – meteen namens een hele groep. Verder denk ik graag kritisch na, maar weet ook dat als nepnieuws twintig keer herhaald wordt, het nog steeds niet per definitie op een feit berust. Ik ken een aantal mensen die mijn mening delen, in Nederland wonen en wél dezelfde taal en gewoonten hebben. Die mensen horen dan, denk ik, bij ‘mijn volk’. Ik gok dat het maar een klein volkje is. Prima. Gezien de definitie kan ik dus wel met een gerust hart afstand nemen van de rest.
Vanaf nu ga ik dan ook maar eens proberen om me niet meer aangesproken te voelen, zolang er niet gespecificeerd wordt om wie het nu daadwerkelijk gaat, als ‘de burger’ en ‘het volk’ weer van stal gehaald worden. Ik denk dat namelijk dat ik het met mijn kleine volkje – en anders als individu – best red.

bron: pixabay.com 2612075 (credits: user ‘blende12‘)
Hahaha, ik heb van deze column genoten en of je het fijn vindt of niet, wij horen tot jouw “volk”