“Zo, dat ziet er wel heel indrukwekkend uit, zeg!”
Verbaasd kijk ik naar de containment, die in mijn badkamer en op de overloop is gebouwd. Een luchtdichte witte tent, die zojuist is opgezet om de drempel van mijn doucheruimte te kunnen verwijderen. Volgens de woningbouw bestaat die drempel uit asbest.
“Ja, ja,” zegt de man van de asbestverwijdering trots, “en dat is nog niet alles!”
Twee uur later heeft hij mijn trap, de gang en een gedeelte van de vloer van mijn woonkamer afgeplakt met een dik plastic zeil.
“Zo, nu eerst eens koffie.”
Ongevraagd gaat hij aan mijn keukentafel zitten. Er zit niets anders op dan koffiezetten.
“Is het gevaarlijk?” informeer ik ongerust. “Misschien moet ik even het huis uitgaan, wanneer u die drempel gaat verwijderen?”
“Mevrouwtje, maakt u zich vooral geen zorgen! Ú kan niets gebeuren. Daar heb ik toch netjes voor gezorgd?” Hij gebaart naar de enorme ravage, die hij zojuist in mijn huis heeft aangericht.
“Het enige gevaar dat kan ontstaan, is wanneer de drempel er niet in zijn geheel uit gaat en in stukken breekt.”
De asbestverwijderaar, die voorlopig niet van plan is om zichzelf van mijn keukenstoel te verwijderen, leunt op zijn dooie gemak achterover.
Ik schenk nog maar eens een derde kop koffie in.
Opeens schiet er een magere, ongezond ogende, schichtige jongeman met een spierwit gezicht langs ons heen en neemt de trap naar boven. In zijn hand heeft hij een hakbijl.
“Wie was dat spook?” vraag ik geschrokken.
“Dat is mijn maat. Dat wil zeggen, ik heb hem in dienst genomen omdat ik het zo verschrikkelijk druk heb.”
De asbestverwijderaar gaat nog eens verzitten.
“Kijk, je moet het zo zien: ik ben als het ware het brein. Degene, die bedenkt hoe we iedere klus weer zo veilig mogelijk kunnen uitvoeren.”
“En hij voert daarna de gevaarlijke rotklus voor je uit,” kan ik niet nalaten te constateren.
“En hij begrijpt daarna precies wat ik bedoel,” verbetert hij mijn woorden snel. “Samenwerken, zo noem je dat. Bovendien, het zit nog iets anders in elkaar, dan je denkt…”
“Oh…?”
“Hij was zo’n kansloze op de arbeidsmarkt. Jarenlang verslaafd geweest… rondgezworven… op straat gewoond… uiteindelijk in een depressie beland, waardoor hij niet meer aan de bak kwam. Niemand, die hem in dienst wilde nemen. Toen heb ik besloten om die jongen een tweede kans te geven.”
“Nobel van u,” complimenteer ik hem.
“Ja, hij zit nu in een soort van onbetaalde proeftijd, zodat ie zijn uitkering nog houdt,” glundert de kersverse werkgever.
“Dus zo kost uw maat u de eerste paar maanden geen rooie cent, begrijp ik?”
“Ja, klopt! Goed hè? Zo helpen we elkaar een beetje. Samenwerken, dat zei ik toch al. En ik heb hem toch maar mooi uit zijn uitzichtloze depressie geholpen!”
Inmiddels is de luchtdruk in de containment dusdanig verlaagd dat de depressie de tent is ingeschoven. De kansarme, die zich dankzij zijn barmhartige werkgever toch zomaar ineens tot een arme kanshebber heeft weten te ontwikkelen, hijst zich in mijn woonkamer alvast in een beschermend pak.
Na een paar minuten hoor ik hem fanatiek en luidruchtig hakken.
“Weet u zeker dat het feestje in de partytent zonder kater zal aflopen? Ik bedoel, die drempel gaat toch niet in stukken breken, hoop ik?”
Bezorgd kijk ik het brein aan.
“Nee hoor, maakt u zich vooral geen zorgen. Die jongen weet precies wat hij doet, sinds hij op het juiste pad is geraakt.”
“Ik hoop het maar. Dat dit voor hem de juiste weg is, bedoel ik.”
Mismoedig staar ik naar het plastic pad op mijn vloer, dat de kanshebber heeft gekozen om uiteindelijk zijn zwaar vervuilde eindbestemming te kunnen verwijderen.

bron: pixabay.com 3789310 (credits: user ‘insitedesigns‘)