Altijd weer diezelfde opmerking: “Lach eens!” Op foto’s sta ik zelden lachend, dat geef ik toe. Gevolg van mijn beugelbekkie; ik had schots en scheve tanden en heb 10 jaar lang alle denkbare vormen van beugels mogen verslijten. Dan leer je het lachen wel af.
Maar verder lach ik toch best graag. Zo goed als altijd, eigenlijk. Of het moet wel heel miserabel gaan. In winkels lach ik ook. Want dan zijn mensen ineens veel aardiger. Helaas gooien die mondkapjes nu danig roet in ’t mentale voedsel dat zich ‘lach’ noemt. Met die kapjes herken je niet alleen geen hond meer, maar is de wereld ook in één klap stúkken chagrijniger.
Daar moest ik iets aan doen. Dus heb ik een ‘op maat gemaakt’ mondkapje besteld. Eén die bij mij past, namelijk met mijn breed lachende faciale onderkant erop. Zodat ik ook mét bakkesbedekker herkenbaar ben. Helaas werd de foto iets te groot afgedrukt op het mondkapje, waardoor het een wel héél brede, bijna clowneske lach werd, vooral als ik ‘m enigszins scheef heb zitten.
Whatever. Who cares. Ik wilde mijn lachlap testen. Op naar de buitenwereld.
—
“Alloooo!” groet ik jolig op zijn Allo-Allo’s als ik bij de apotheek naar binnen stap.
Boven het witte mondkapje zie ik de grinnikende ogen van de medewerker. En ja hoor: “Sorry, maar ik moet zo lachen vanwege uw mondkapje. Wat een prachtige is dat. Heerlijk vrolijk.”
“Ja hè? Zo kan iedereen zien dat ik ondanks alles nog steeds lach,” grijns ik terug.
“Nou, dat werkt!” zegt ze. En ik weet zeker dat ze nog lacht als ze mijn vitamine D uit de kast trekt.
Bij de Aldi zie ik de mensen ook kijken. Én lachen. Jawel, ogen liegen niet. Waarschijnlijk lachen ze me gewoon uit, maar dat zal me worst wezen. Als ze maar even lol hebben. En dat hebben ze.
Al vraag ik me wel af of een bekende mij met die groteske smile op straat überhaupt nog wel zou herkennen. Mondkapjes in de regen zijn voor brildragers echt om te huilen. Maar desondanks blijf ook ik glimlachen achter mijn lachlapje, want ik heb – met mijn vooruitziende blik – voor mijzelf alvast een bosje CO2-neutrale troostrozen gekocht. Joepie duhuhh poepie! 🙂