Ahhhh, wwoeh, chhhh, iieeee…
Het vreemde geluid dat met een zekere regelmaat lijkt te worden uitgestoten, wordt afgewisseld door kleine stille pauzes. Alsof degene die het geluid maakt, tussendoor naar adem hapt.
Verontrust kijk ik door het raam de straat in. Het geluid komt duidelijk van buiten. Maar ik zie niets bijzonders. Het is een koude, grijze ochtend en er is geen mens op straat te bekennen. Maar dan opeens zie ik iets bewegen op de galerij van het woonblok aan de overkant.
Een jongeman, slechts gekleed in onderbroek, rent met ongecontroleerde bewegingen als een razende heen en weer over de galerij. Van links naar rechts. Van rechts weer naar links. Hij schreeuwt erbij. Gekke geluiden en flarden van onbegrijpelijke en onverstaanbare zinnen galmen door de staat.
“Archst, grsmsu,’’hebns, jelsnms, krilhoeiw…”
Herhaaldelijk maakt hij rare hoge sprongen, stampvoet hij, wanneer hij even niet rent om op adem te komen en zwiept hij zijn armen afwisselend en met ferme slagen tot ver boven zijn hoofd wanneer hij het weer op een lopen zet.
“Ik ben bang,” zegt mijn zoon met benepen stem, terwijl hij naar buiten kijkt.
“Ik eigenlijk ook wel een beetje,” beken ik eerlijk. “Vroeger had ieder dorp een gezellige dorpsgek, die je gewoon kende en die door iedereen geaccepteerd werd. Maar sinds de bezuinigingen in de zorg lijkt iedere straat een straatgek te hebben, die je nog nooit eerder hebt gezien.”
Een uur later is de jongeman uitgeraasd. Net wanneer hij zijn woning weer is binnengegaan, arriveren twee politie agenten. De agenten staan midden op straat, maar er is niet veel meer te zien. Dat zorgt voor enige verwarring. Maar in een mum van tijd is een bemoeizuchtige buurman op beide agenten toegesneld. Hij heeft ook alles zien gebeuren en zal het wel even ophelderen.
Omdat woorden hem blijkbaar te kort schieten, besluit hij om het gebeurde maar even na te doen.
Serieus geboeid kijken beide agenten naar de bewegingen van deze buurman en merken daardoor niet de verdachte op, die zich inmiddels precies boven hun hoofden op de galerij bevindt. De jongeman, nog steeds gekleed in onderbroek, hangt geïnteresseerd over de reling en als een marionettenspeler lijkt hij alle bewegingen van de buurman aan te sturen. De bejaarde buurtbemoeial springt, gilt, krijst en danst dat het een lieve lust is. Zijn spel is zo overtuigend dat het zelfs de jongeman angst in lijkt te boezemen. Met een ontzette uitdrukking op zijn gezicht vlucht hij opnieuw zijn appartement in.
“Mam, zag je net die buurman springen?” Mijn zoon hikt inmiddels van het lachen.
“Ja, zag ik. En nu die agenten er zijn, durf ik ook wel mooi even de hond uit te laten.”
Terwijl ik snel naar buiten loop, staan beide agenten voor de deuropening van het appartement aan de overkant. Ze voeren een gesprek met de schaars geklede jongeman, die verrassend genoeg veel beter uit zijn woorden blijkt te kunnen komen dan de imiterende buurman. Terwijl ik de hond uitlaat, vang ik flarden van het gesprek op…
“Het is echt een rottijd, sinds dat Corona virus zich verspreid heeft.”
De stem van de jongeman klinkt verontschuldigend.
“Ja, dat vinden wij ook, hoor,” stellen de agenten hem gerust.
”Weet je, ik kan mijn energie nergens kwijt. Ik zit hier de hele dag maar in mijn uppie, ik kan nergens naar toe…”
“Heb je hulpverlening?”
De agent vraagt het hem bijzonder vriendelijk.
“Had ik. Maar nu al een tijdje niet meer…”
“Oh…”
“Kijk, eerst kon ik mijn negatieve gevoelens kwijt aan mijn behandelaar. Praten hielp wel. Maar sinds die therapie vanwege Corona is stopgezet, probeer ik mijn overmatige energie er een beetje uit te werken door flink te bewegen. Bewegen is altijd goed, toch?”
Zijn stem klinkt ineens onzeker en radeloos.
Maar de agenten zien dat hij allang gekalmeerd is en luisteren nauwelijks nog.
Eigenlijk maakt het helemaal niet uit dat hij nu ineens prachtige volzinnen kan fabriceren. Alleen onverstaanbare geluiden zijn voldoende om heel even opgemerkt te worden.
De agenten vertrekken. De rust lijkt wedergekeerd. Die is echter van korte duur. Later op de dag zal de jongeman de vreemde bewegingen en geluiden die de bemoeibuurman maakte in een wanhopige poging om iemand iets duidelijk te maken zonder woorden, nog ettelijke keren imiteren.