Zowel Johannes als ik waren tot voor een jaartje of wat terug niet echt kamerplant-(w)aardig.
Op dat gebied hadden we lange tijd het groen meer achter de oren dan in de vingers, zal ik maar zeggen. Tuinplanten gingen wel, vooral met dank aan Moeder Natuur, maar binnenplanten konden we allebei nog geen half jaar levend houden.
En dat, (nog geen) half jaar in leven houden, was dan ook een uitzondering.
Voordat we gingen samenwonen, had Johannes wel twee langer levende planten. Dat was vooral gelukt, omdat die krengen niet kapot te krijgen zijn en je deze soort dus gerust dé diehards onder de planten mag noemen: de sanseveria. Als je bedenkt dat de sanseveria ook wel vrouwentong wordt genoemd, begrijp je ineens waarom ze niet dood te krijgen zijn.
Johannes was gesteld op ze en apetrots dat het hem gelukt was om zijn twee planten in leven te houden. Dat sanseveria’s niet te vermoorden zijn, al geef je ze zoutzuur, deed daar helemaal niks aan af. Toch werden ze er voor mij nog steeds niet minder lelijk op. Naar mijn bescheiden mening kwamen ze echt ontzettend mooi uit en simpelweg het meest tot hun recht in de bruine kliko. Met de klep dicht. Johannes hield zijn trots in stand: ‘Joh helemaal leuk op de logeerkamer toch? Badkamer?…Tuin?’ Het enige alternatief dat ik buiten de kliko zag, was achter het schot op zolder. Johannes gaf dan toch maar ‘het groene licht’ om ze naar de eeuwige plantvelden te sturen.
En zo begonnen we met plantloos samenwonen. Daarom ‘zeiden we het vaak met bloemen’ (mocht dit je niks zeggen: ‘Zeg het met bloemen!’ Is een slogan van een reclame van vroegâh, over jawel: bloemen). Bloemen doen gewoon wat ze moeten doen: fleurig staan kleuren en geuren in een vaas en na een week gaan ze fatsoenlijk dood. Lekker overzichtelijk en concreet: daar konden we echt wat mee.
Toch bleef het kriebelen. We bleven het de eerste jaren dan ook proberen en kochten dan af en toe toch weer eens een plantje, zonder al teveel succes. Terwijl we om ons heen zagen dat iedereen zijn/haar planten gewoon mooi groen kon houden, bezaten wij keer op keer de gave om die van ons binnen no time van groen naar geel, soms zelfs met zwarte randen, te laten eindigen.
Pruttelend moesten we onder ogen zien dat de deuk in ons “kamerplant-onderhoud-vertrouwen” te groot was geworden. Kamerplanten werden dan ook iets om naar te kijken bij familie en vrienden, de Intratuin of in een of ander hip blaadje in de wachtkamer van de tandarts: wíj waren er niet voor gemaakt.
Tot zo’n twee jaar geleden, de avond dat we op bezoek gingen bij mijn tante. Bij binnenkomst riepen Johannes en ik in koor: ‘wat een gave plant is dat!’ Nog voordat we verder iets konden zeggen, greep mijn tante de plant (een krokodillentraan) van tafel en kregen we hem meteen in handen geduwd met een: ‘Goddank, ik weet me geen raad met dat ding, ik kan hem nergens kwijt. Zet ‘m meteen maar bij de deur, zodat jullie het straks niet vergeten mee te nemen.’ Na enig gesputter (‘Ja maar… wij zijn ‘plantenkillers, van het ergste soort ook nog!’) riep m’n tante: ‘Néém mee!!’
Onderweg naar huis bespraken we dat het beter zou zijn als we de plant gewoon zouden weggeven aan mensen die hem wel in leven konden houden. Maar jeetje, wat bleek hij leuk te staan op onze tv kast! Ruim een jaar later stond de plant er zowaar nog vrolijk groen bij, zelfs na het overzetten in een andere pot. We kochten er een stuk of 6 mini plantjes bij: nóg een krokodillentraan, twee pannenkoekenplanten, een Rotundifolia. Zo konden we – durfals die we waren – onze grootste, tot nu toe zo onbereikbare ‘groene’ wens in vervulling laten gaan: voor het eerst ooit kochten we een hele echte grote plant. Een palm.
En zo, beste mensen, blijken we na ruim 22 jaar plantloos op onszelf wonen, tóch nog plant-(w)aardig te zijn. Er mag gefeliciteerd worden!

bron: pixabay.com 1854110
Geniaal geschreven
Wat leuk om horen! Dankjewel!!
Had nog nooit van een plant gehoord die door het leven gaat als ‘krokodillentraan’, terwijl ik mezelf toch wel een aardige (kamer)plantenkennis toedicht. Na googelen bleek het een Peperomia obtusifolia te zijn; een plant die een groot scalä aan verzorgingsfouten overleeft, behalve een overmaat aan water in een te koele omgeving.
Maar ja, ik had ook nog nooit van een ‘slagersplant’ gehoord en bij naspeuren bleek ik die al bijna 60 jaar in mijn bezit te hebben, waaruit maar weer blijkt dat je nooit te oud bent om iets (bij) te leren. Bredero zei het al “Het kan verkeren”.
Ja klopt! Het begint er bij ons op te lijken dat we ook de meeste kans van slagen hebben bij peperomia soorten. Alsnog is het een wonder, want ik kreeg zelfs een cactus nog dood
Wat leuk dat je zoveel kennis hebt van planten! Ik ga veelal alleen al direct de mist in met de latijnse namen. En ik neem aan, met je kennis, dat je ook goed bent in het verzorgen ervan: mijn respect!!