Hij was me dierbaar. Ik hield echt van hem.
Ik hield van hem toen hij nog gezond was en ik hield van hem toen hij ineens (weer) ziek bleek te zijn. Non-Hodgkins. Wat een vreselijk enge kankerziekte is dat.
Ik heb mezelf bevraagd toen er nog niets aan de hand was. Ik weet het moment nog precies. Hij sliep naast mij, ik keek naar zijn mooie gelaatstrekken en ik had het beklemmende gevoel dat dat moment van vrede en geluk maar tijdelijk was. Ik vroeg aan mezelf: “Wil ik met hem door als blijkt dat zijn ziekte terugkomt? Kan ik dat aan?”
Ik vond het antwoord op die vraag belangrijk. Want ik wist dat als ik ook maar even het gevoel zou hebben zijn ziekte, als die terug zou komen, niet te kunnen bolwerken, dat ik dat dan moest zeggen tegen hem. Ik snapte dat een negatief antwoord op die vraag alleen maar kon leiden tot het stopzetten van de relatie.
Ik wist op dat moment zo goed als zeker dat hij weer ziek zou worden en ik wilde hem een partner die hem door dik en dun zou ondersteunen niet ontzeggen.
Die vraag stelde ik dus in stilte aan mezelf en ik beantwoordde hem met “ja, dan ben ik er voor hem, dan ga ik voor hem”.
En zo geschiedde.
Hij werd weer ziek. En ik was er voor hem. Ik nam hem in huis. Ik verzorgde hem. Ik maakte alles met hem mee. De chemokuren, de stamceltransplantatie, alles. Ik bewaakte hem. Waar hij niet meer de energie had om te luisteren en te begrijpen wat er tegen hem gezegd werd, deed ik dat voor hem.
Ik deed alles voor hem. Ik had geen tijd meer voor mezelf, alleen nog maar voor hem. Ik verzorgde alles. Ik zorgde er ook voor dat hij goed door zijn scheiding kwam, dat hij bij zijn werkgever niet gekort werd op zijn uren, ik bewaakte zijn voedingspatroon… Ik was er zelf niet meer; hij was mijn alles!
Ik huilde achteraf als ik weer eens een nacht lang zijn hand had vastgehouden, terwijl hij zijn hele maaginhoud moest legen in de emmer die ik had klaargezet. Ik zie hem nog voor me. Trillend. Ellendig. Zo ziek. Als ik die beelden oproep, kan ik alleen maar janken. Nog steeds…
Hij kwam er goed uit. Hij “genas”. En na een jaar revalidatie kwam hij met de melding dat hij en ik uit elkaar gegroeid waren en dat we niet meer bij elkaar pasten.
Twee weken na die boodschap aan mij had hij alweer een andere vrouw gestrikt. Kort daarna is hij met haar gaan samenwonen. Nog niet veel langer daarna is hij met haar naar een andere provincie verhuisd.
Ik kan het gevoel dat hij daarmee bij me heeft veroorzaakt maar moeilijk beschrijven.
Ik begreep het enerzijds wel. Hij was helemaal afhankelijk van mij en van anderen, voor een lange periode. Niemand vindt dat fijn. Als ik hem dan aansprak op zijn voedingspatroon tijdens zijn revalidatie, was dat alleen maar vervelend voor hem. Een zoveelste betutteling, hoe goed ik mijn adviezen dan ook bedoelde. Hij was al zo vaak betutteld tijdens zijn ziekteperiode. En ik was daarna gewoon teveel. Ik snap het. Wat niet wil zeggen dat ik zijn reactie en handelen goedkeur.
Want uiteindelijk was ik blijkbaar ‘maar’ een verzorger voor hem. Toen hij me niet meer nodig had, mocht ik vertrekken. Hij heeft bij mij een gevoel naar boven gehaald, dat maakt dat ik nooit meer een relatie wil.
De pijn die ik had toen bleek dat hij mij niet meer wilde, wil ik nooit meer voelen. Dan ben ik liever alleen. Gaandeweg heb ik geleerd dat ik mijn eigen gezelschap best wel fijn vind. Want die is veilig.
Ergens is dit hele drama goed geweest. Want ik heb door noodzaak geleerd van mezelf te houden.
En dát is een grote winst. Ik prijs mezelf – uiteindelijk – gelukkig. Want door mijzelf compleet te verliezen, heb ik mijzelf teruggevonden.