“De Corona-pandemie is goed voor de hersenen,” zei Duitse neurochirurg Jan Vesper. Waarom? Omdat we in een adembenemend tempo hebben moeten leren omgaan met een geheel nieuwe situatie. Met nieuwe werkmethoden en nieuwe vormen van communicatie. We denken meer na. En daarmee wordt de angst voor vernieuwing langzaam maar zeker een stukje kleiner, aldus Vesper.
Maar klopt dat? Noodgedwongen leren we nu inderdaad enigszins om te gaan met een stuk onzekerheid. Onzekerheid die we voorheen meden als de pest. En dat alles stimuleert wederom het oh zo belangrijke ‘levenslange leren’ en de acceptatie van digitalisering. Nieuwe verbindingen tussen hersenhelften. Je moet wel, want er is simpelweg geen alternatief. Je móét je geestelijk verder ontwikkelen om een belastende situatie als deze pandemie ook op persoonlijk en psychisch vlak goed meester te worden.
Maar hoe zit dat dan met het brein van al die ‘andersdenkers’, om hen zo maar even te noemen? De Corona-ontkenners, de ‘mafklappers’ en de ‘wappies’, zoals ze door velen – in mijn ogen toch enigszins onterecht – betiteld worden? Vespers mening daarover is duidelijk: “Je kunt niets doen tegen mensen, waarbij klaarblijkelijk beide hersenhelften – al dan niet tijdelijk – buiten werking gesteld zijn. Onze samenleving moet ook met zulke mensen erin nog kunnen functioneren.” Nogal cru, die uitspraak. Al ben ook ik totaal niet gediend van de hardcore complotdenkers.
Zoals misschien wel duidelijk is, zwalken mijn hersenhelften net zo goed all over the place. Al vóór Corona was ik een ware ‘kapotdenker’ (prachtige term, credits en hulde daarvoor aan Robert Kerssing). Ik denk alles aan gort. Ik ben een fervente verkeerde-kant-op-fantast. Een persistente piekeraar. Een toptwijfelaar. Als er íéts is, wat mogelijk verkeerd kan gaan, dan heb ik al lang van tevoren bedacht dat dat het geval is. Als kapotdenker ben ik dan ook een expert in het creëren van problemen die er (nog) helemaal niet zijn. Ik ben een groots kweker van virtuele beren op mijn levenssnelweg.
En vandaag ben ik erachter gekomen dat ik bij tijden last heb van iets dat met een mooie term ‘antropocene horror’ heet. Het Antropoceen is een benaming voor het huidige tijdperk (in navolging van bijvoorbeeld het Pleistoceen en het Holoceen): het tijdperk waarin de aarde – atmosfeer, lithosfeer, biosfeer, cryosfeer en oceanen omvattend – door menselijk handelen (anthropos = mens) steeds sneller verandert. (Bron: wikipedia).
Het begrip ‘antropocene horror’ is bedacht door de Britse cultuurwetenschapper Timothy Clarc. Hij doelt daarmee op de “vervreemdende ervaring van afgrijzen die het dagelijkse leven doordringt, wanneer de mens beseft dat de veilige drempel overschreden is.” De horror bestaat in de gewaarwording dat alles wat wij in het dagelijks leven als ‘normaal’ ervaren, hoogst destructief is. (Bron: Ecological grief and anthropocene horror – Timothy Clarc, pp 61-80)
En dat is precies wat er nu gebeurt. Alles wat voorheen zo prettig alledaags was (handen schudden, lachen, uitgaan, knuffelen, zorgen, werken, feesten, liefhebben, ademen, you name it) kan nu ineens een bron van verderf, ziekte en dood zijn. Met andere woorden: er ís geen ‘normaal’ meer. Althans, niet dat ‘normaal’ dat je je leven lang gewend was. En dat komt waarschijnlijk ook niet meer terug.
Daarvan word je je steeds meer bewust, bijvoorbeeld door het bijna dwangmatig lezen, luisteren en kijken van allerhande catastrofaal, ontmoedigend en beangstigend, maar onvermijdelijk ‘nieuws’. Actualiteiten die per secondewijzer via alle mogelijke media-infusen bij je naar binnen druppelen. Media die je steeds vaker het gevoel van wanhoop en doelloosheid geven: “Waar moet dit heen met ons?”
Het is de bijna claustrofobische gewaarwording dat je – met zijn allen – al lang en breed in de val zit. Dat het kantelpunt reeds overschreden en er geen uitweg meer is. Dat het nu helemaal fout gaat en je er niets meer aan kunt doen. Of, zoals Clarc beschrijft: “Het zich gevangen voelen in een ongekend complexe, culturele, politieke en economische context van [milieu]geweld, waarmee men zelf ook onlosmakelijk verbonden is.” Dat ‘milieu’ is dan nu toevallig de coronacrisis, die ook door het handelen van de mensheid (overbevolking, opwarming, enorme mobiliteit, cultuur) is ontstaan en aangewakkerd.
De angst en beklemming zelf komen vooral door wetenschap dat je als individuele persoon te nietig bent om iets te kunnen veranderen. Als collectief zou dat misschien nog mogelijk zijn, maar dat collectief bestaat weer uit louter individuen die óók dat gevoel hebben niets te kunnen veranderen. Die zich enkel tegenover een paar oppermachtige eenlingen in vooraanstaande zetels geplaatst zien. Individuen die allerhande onnavolgbare, normaliteitsbeperkende maatregelen opleggen. Machthebbers die hun macht op het collectief uitoefenen, maar geheel niet naar de zin van de burgermens. Volgens Clarc zorgt al dat voor een gevoel van ontkoppeling van het ‘normale’. Een gevoel van zinloosheid, nietigheid en absurditeit. En dat, dát is de horror.
Toch leer ik, weliswaar tergend langzaam, daarmee om te gaan. Dat geloof ik althans. Nee. Ik hóóp het. Ik ben bijna een halve eeuw oud; een leeftijd waarop je de keiharde acceptatietraining wel een keertje afgerond zou moeten hebben. Acceptatie van dat wat je niet veranderen kunt. Het gebeurt nu eenmaal en je moet er maar het beste van maken, voor jezelf en je naasten en liefsten.
Gelukkig is het ook een leeftijd, waarop je steeds vaker merkt dat de meeste mensen in je directe omgeving, diegenen in je ‘real life’, toch echt wél het beste met je voorhebben. Dat veruit de meesten gewoon rustige, praktisch denkende, soms twijfelende en wanhopige, maar steeds weer omhoog krabbelende doorzetters zijn. En dat zij bij tijd en wijle óók die nietigheid en wanhoop voelen.
En hier en daar heb je dus ook figuren die niet meer uit hun weifeling en achterdocht kunnen geraken. Die complotten tanken als waren het (serum)cocktails. Die waanideeën naar binnen hijsen, ter verklaring van alles wat zij niet begrijpen. Vroeger had je daar een god voor, maar de meesten goden zijn ook allang een zachte dood gestorven.
Die mensen hoef je natuurlijk niet meteen wappies of complotgekkies te noemen, maar je mag wel blijven hopen dat ook zij ooit de ‘nieuwe normaliteit’ van het leven enigszins kunnen accepteren en niet langer met behulp van pseudo-verklarende complotten alles naar de kloten fantaseren. Want we zijn allemaal zélf de oorzaak. Als collectief.
Ik heb inmiddels mogen ervaren dat die acceptatie in de meeste gevallen met de jaren komt. Ik denk nog steeds, dus ook ik besta. Maar ‘kapotdenker-af’ zal ik wel nooit helemaal worden. Ik ben er simpelweg té goed in. Kom maar op met die volgende beer.

bron: pixabay.com 5148410
Mijn hoofd maalt ook de hele dag, maar gelukkig ook in oplossingen 😉