“Ik snap echt niet waarom je ooit in zo’n vreselijk gehucht bent gaan wonen…”
Hoofdschuddend kijkt mijn moeder door het raam van mijn woning naar buiten. “Achteraf bekeken, had je beter in Rotterdam kunnen blijven.”
“Nou, je kunt hier bijvoorbeeld hele mooie wandelingen maken…” werp ik tegen.
“Wandelen? Dat is toch iets voor oude mensen. Maar toch helemaal niets voor jou? Kijk, daar! Bewijs!”
Triomfantelijk wijst mijn moeder naar een oude vrouw, die achter een rollator voorbij mijn huis sjokt.
“Dat is de buurvrouw.”
“Nee, dat is de eerste levende persoon, die we hier sinds vanochtend voorbij zien schuifelen,” verbetert ze. “Wonen hier eigenlijk wel mensen in de straat?”
“Aan de overkant woont een kluizenaar. Naast me een oud, kinderloos echtpaar. En in dat grote witte huis dat hier schuin tegenover staat, woont een expat die voor zijn werk veel in het buitenland moet zijn en dus zelden thuis is.”
“Dooie boel, dus.”
“Juist lekker rustig.”
“En het ruikt buiten zo anders. Een beetje muf. Dat zijn vast al die bejaarden.”
“Dat zijn de bossen, ma.”
“Nou ja, bijna iedereen die hier woont, is toch oud? Ik snap jou niet. Je was altijd zo hip en vooruitstrevend… en nu zit je hier tussen al die oude gebakkies?”
“Tegenwoordig trekken juist veel mensen de stad uit om op een plek te gaan wonen waar nog rust en ruimte bestaat. Dat is een nieuwe trend.”
“Nou, zij liever dan ik.”
“Wees eerlijk, het is hier best wel mooi. Herinner je nog dat we laatst op de Posbank hebben gewandeld? Dat schitterende uitzicht? Wanneer het een zonnige dag is, kun je zelfs Duitsland zien liggen.”
“Het is hier altijd mistig, wanneer ik langskom.”
“Wist je dat het Nationaal park Veluwezoom een van de mooiste plekken van Nederland wordt genoemd? Vooral wanneer de uitgestrekte heidevelden paars kleuren.”
“Jij vindt dat mooi? Kilometers lang dezelfde paarse plantjes? Ik vind het eerlijk gezegd knap eentonig. Ik snap echt niet waarom ze er voor de afwisseling geen andere plantjes tussen hebben gezet. Wat leuke begonia’s in vrolijke kleuren of zo…”
Onverstoorbaar vervolg ik mijn toeristische verhaal.
“Heel vaak zie ik herten, een roedel zwijnen of zomaar een uil. Wanneer het zonnig is, zie ik soms hagedissen wegschieten…
“Dat zal best, maar toch vind ik het hier niks… De mensen zijn hier heel anders.”
“Hoe bedoel je?”
“Allemaal rijkelui. Dat bedoel ik. Er wonen hier teveel rijke mensen. Daar passen wij niet tussen.”
“Dat maakt toch helemaal niets uit?”
“Jawel, want dat zijn helemaal geen gezellige mensen. Wanneer ik in Rotterdam met de hond ga wandelen, kom ik heel veel mensen tegen, met wie ik zomaar een praatje maak. Hier kom je als je geluk hebt, alleen maar dat ene onsympathieke mens van de uitlaatservice tegen. Zij laat al die honden tegelijk uit. Er kan geen praatje vanaf.”
“Ma, er wandelen toch nog genoeg andere mensen?”
“Ja, van die sjieke wijven met van die prikstokken.”
“Nordic walking, bedoel je?”
“Ja, ze zeggen bijna nooit gedag. Ze vinden ons natuurlijk te gewoontjes. Dus lopen ze je het liefst zo snel mogelijk voorbij.
“Ze zijn aan het snelwandelen.”
“Ja, maar daarbij kijken ze altijd heel geïrriteerd. ‘Hoogsensitief,’ schijnen ze dat ook wel te noemen. Alleen omdat het natuurlijk wat deftiger klinkt.”
“Volgens mij heb ik in Rotterdam ook vaak genoeg mensen zien joggen?”
“Jawel, maar niet met van die rare stokken. Bij ons in de stad doen ze er tenminste nog wat nuttigs mee. Met die stokken prikken ze zwerfafval omdat ze een uitkering of een taakstraf hebben. Ze zijn in ieder geval een stuk aardiger en spraakzamer dan die overprikkelde dames, die je hier ziet rondlopen.”
Mijn moeder kijkt nog eens door het raam de lege straat in. Ze zucht diep.
“Ik zou het hier werkelijk nog geen dag uithouden.”
“Jij misschien niet. Maar ik heb het hier prima naar mijn zin. Voorlopig ben ik niet van plan om te verhuizen.”
Mijn moeder haalt haar schouders op.
“Tja, dat moet je zelf weten, maar ik snap daar werkelijk niets van,” murmelt ze voor de zoveelste keer. “Wat ik wél begrijp, is de reden waarom al die rijke lui, die hier wonen, overal buitenhuizen, vakantiehuizen en jachten hebben.”
“Oh? Waarom dan?”
“Dat is natuurlijk om zo weinig mogelijk in dit dorp te hoeven zijn.”
Koop een goede bril voor je moeder en wijs haar er gelijktijdig op dat zelfs een bed met de mooiste bloemen saai is in het midden, maar dat het interressante vooral zit in de randen. Het overgangsgebied dus. Daarin onderscheidt het zich in geen enkel opzicht van welkj maatschappelijk verschijnsel ook maar.