Ik heb altijd al een onbedwingbare hunkering gevoeld om eens een keer in zo’n stoel plaats te nemen. En zelden was het moment geschikter: het ziekenhuis is in een tijd als deze de rust zelve. Bij de koffiecounter zit welgeteld één man. De servicebalie is leeg. Iedereen is heel druk wat anders aan het doen. Testen en zo.
Ik kijk weer naar de stoel: voor het luttele bedrag van twee euro is ie van mij. Althans, tijdelijk. Ineens krijg ik haast, diep een muntstuk op, werp het in het kastje en neem plaats.
Langzaam gaan mijn benen omhoog. Ik heb echt zin in dit zen-momentje; alles is al zo stressig vandaag de dag… Ik leun ontspannen achterover. Onder me voel ik diverse rolbewegingen. Het is alsof ik op airbags zit, waar afwisselend lucht wordt in- en uitgeblazen.
Abrupt stopt het rollen en begint het apparaat te trillen. Ik grijp mijn tas op schoot steviger vast en kan mijn lachen niet inhouden. Aan de euforie komt helaas snel een eind, want ineens komt het ziekenhuis tot leven. Het is alsof de massagestoel een magneet is die mensen uit alle hoeken en gangen naar zich toetrekt. De mensen bij de balie en de parkeerautomaat stellen zich – met gepaste afstand – in filevorming op. Ze hebben vanzelfsprekend niets beters te doen dan naar mij te kijken.
Twee oudere dames, ik vermoed tweelingzussen, blijven arm in arm op enige afstand voor me staan. Ze hebben sjaaltjes om hun nek geknoopt alsof ze padvinders zijn en om hun mond zitten plooirokjes. Hun gezichten stonden op chronische bezorgdheid, maar sinds ze mij in hun vizier hebben, straalt de zon op hun gelaat.
Een man pakt zijn vrouw bij de elleboog en zegt: ‘Die stoel wilde jij toch ook altijd zo graag proberen?’
‘En dan door iedereen bekeken worden?’ snerpt ze hem toe. ‘Echt niet! Dank je feestelijk!’
In één keer is alles weg wat de stoel had beloofd: “Een moment van ontspanning in deze gejaagde tijd.”
Ik sta slechts nog óp spanning.
Ik sluit mijn ogen en doe alsof ik hier niet ben. In plaats daarvan zit ik op een matje op het strand en luister naar de golven. Het lukt niet. In mijn hoofd ben ik alleen nog maar met de ginnegappende toeschouwers bezig. Ik heb het gevoel dat ze zich ten koste van mij amuseren, in een tijd waarin niks meer lollig is. Dit is vele malen enger dan een naaktselfie maken. Als dit nog lang duurt, raak ik vast overstuur. Dan krijgen ze nóg meer show geleverd.
Zelden duurden vijftien minuten zó lang.
Zodra de onderkant van de stoel omhoog komt, wacht ik niet tot de zitting stilstaat. Ergens in de krochten van mijn ziel vind ik een schamele glimlach, zet ‘m op mijn gezicht en schiet overeind. Alsof ik gelanceerd word.
Dat is natuurlijk dom. Heel dom. Het begint te draaien voor mijn ogen en van ellende moet ik me weer terug in de stoel laten zakken. Gebiologeerd volgen de twee zussen mijn zelfreddingsactie. Dankzij mijn veel te lage bloeddruk, waar ik eigenlijk voor naar het ziekenhuis kwam, krijgen zij nu extra waar voor mijn geld.
Ik begrijp volkomen waarom ik nimmer mensen heb zien plaatsnemen in zo’n massagestoel: het is een martelwerktuig. Slecht voor je gezondheid. Werkt vooral helend op de lachspieren van anderen.
Terwijl ik het ziekenhuis uit waggel, zie ik in mijn ooghoek een medewerker snel-snel de stoel desinfecteren voor de volgende.