“Mam, wil je ook zo’n gave nep-tattoo op je schouderblad?”
“Nee, nu liever niet. Straks. Ik ben een stukje aan het schrijven.”
Ik zit achter mijn computer, die midden in onze woonkamer staat. Mijn kinderen zitten aan de keukentafel, op slechts een steenworp afstand van mijn bureau. Ze bekijken velletjes tattoos, die ze tijdens het opruimen van de knutselkast zijn tegengekomen.
We hebben best wel een ruim huis, met zelfs twee badkamers, een aanbouw en een werkkamer. Maar waar ik binnenshuis ben, zijn zij meestal ook in de buurt. Dat is altijd al zo geweest. Dus werken we met z’n allen aan dezelfde keukentafel. We eten gelijktijdig met z’n allen aan dezelfde keukentafel. En sinds de Corona lockdown spelen we ’s avonds ook bordspelletjes aan dezelfde keukentafel.
Mijn dochter staat naast me met een uitgeknipte tattoo.
“Ik zei toch nee,” protesteer ik zwakjes als de halsopening van mijn shirt aan een kant naar beneden wordt getrokken. Ik voel een koude, natte spons op mijn schouderblad.
“Kijk eens, mam, ze zijn net echt,” wijst mijn zoon naar zijn bovenarm.
Ik zucht.
“Jongens, ik heb óók recht op een uurtje voor mezelf. Ik wil even wat privacy, ja?”
“Als jij zo gehecht bent aan je privacy, begrijp ik niet waarom je je hele hebben en houwen met vreemden op internet deelt. Je kent die mensen niet eens!”
“Nou, zodat ik mijn gevoel van privacy terugkrijg?”
“Huh?”
“Laat maar…”
Soms heeft het geen meerwaarde om hen iets uit te leggen. Ze zijn weliswaar zo goed als volwassen, maar thuis ben en blijf ik: “Maaaaaaaaam, maaaaam, waar liggen mijn boeken?”
Dus hoe kunnen ze begrijpen, dat ik behalve hun moeder ook nog iemand anders ben? Een vrouw, met eigen gedachten, mijmeringen en behoeftes. Die het fijn vindt, wanneer er ook even iemand naar haar luistert. Of haar stukjes leest.
Inmiddels is mijn dochter 18 jaar en volwassen. Mijn zoon wordt 16. Jarenlang heb ik gezaaid, voeding en water, liefde en verzorging gegeven. En vol verbazing en trots toegekeken.
Naar twee prachtige bloemen, die langzaam tussen het onkruid opkwamen.
Naar twee lieveheersbeestjes, die hun weg altijd weer vonden tussen andere kriebelbeestjes.
Naar twee kwetsbare, onzekere kikkervisjes in een troebel slootje, die zich nu als een vis in het heldere water voelen en steeds iets verder weg durven te zwemmen.
“Kijk eens, nu zit er een vlinder op je schouder! Mooi, hè?”
Ik werp een blik op haar telefoon en kijk naar de foto die ze net heeft gemaakt. Er pronkt een kleine vlinder op mijn schouderblad.
Ondanks dat ze al ouder zijn, blijven ze tóch nog steeds kinderen. Mijn kinderen, wiens belevingswereld de mijne raakt, maar niet overlapt. Het leeftijdsverschil en de vanzelfsprekendheid van mijn moederschap dragen daartoe bij.
Ja, ze zijn al ouder, maar nog steeds veel te jong om serieuze woorden van dank uit te spreken zoals: “Mam, dankjewel voor alles wat je altijd voor ons hebt gedaan. Dankjewel voor al die jaren waarin je jezelf voor ons hebt weggecijferd.”
Voor hen is de tijd nog niet rijp om zich dat ten volle te realiseren of om mama wat vaker een bemoedigend schouderklopje te geven. Dat komt nog wel. Maar er is wél zomaar een schitterende vlinder op mijn schouder neergestreken.
“En? Wat vind je ervan?” Mijn dochter kijkt me verwachtingsvol aan.
Ik draai mijn hoofd een kwartslag en kijk nog eens naar mijn schouderblad.
“En supermooie vlinder, schat. Dankjewel!”
Mooi geschreven… wat zouden we toch zonder moeders moeten…