Het huisje aan het IJsselmeer is geweldig. Het samenzijn voelt als een echt gezinnetje en de sfeer is heerlijk ontspannen. Wel baal ik van het feit dat Hans zo snel in bed gekropen is. Al om 9 uur! Met een smispelende smoes dat hij hoofdpijn heeft. Mijn achterdocht is alweer gewekt.
De hele avond app ik met een vriendin. Vooral over het feit dat ik zo achterdochtig ben. Is ook niet zo gek, gezien mijn vorige relatie, het feit dat Hans een zedendelinquent is, én dat hij met ene Sandra uit Kroatië skypet, die hem ook nog eens en passant ‘Schatje’ noemt. Mijn vriendin vindt het gedrag van Hans ook maar raar. Ze stelt voor om toch maar weer eens in zijn telefoon te gaan graven. Maar daar heb ik eigenlijk niet zoveel zin in, gezien de vorige aanvaring inzake ’telefoon’. Ik wil dit weekend ook gewoon kunnen ontspannen en genieten.
Nee, zijn telefoon checken ga ik echt niet doen. Ik moet hem in godsnaam maar vertrouwen. Vertrouwen is natuurlijk mijn grootste euvel, maar ik wil mij dit ene lange weekend toch echt niet laten leiden door rotgevoelens. “Zo. Dat heb ik maar mooi even besloten,” denk ik hardop, terwijl ik mezelf nog een laatste glas thee inschenk.
Toch wat nerveus zap ik de laatste minuten van de dag weg. De programma’s op tv kunnen mij niet boeien. Het unheimische gevoel blijft maar hangen. Die ineengekrompen maag, dat gevoel dat mijn adem afgeknepen wordt. Dat er tóch weer iets mis is.
Ik ga douchen, in de hoop dat ik mijn gevoel weg kan spoelen. Mijn haren houd ik droog, zodat ik met een warm lichaam in bed kan kruipen. Ik knoop een handdoek om mijn natte lijf en ik loop naar de slaapkamer. Het is pikkedonker en ik ken de ruimte natuurlijk niet bepaald goed. Ik doe de zaklamp op mijn telefoon aan. Met één hand graai ik in mijn koffer, op zoek naar een spannend slipje. Maar hoe ik ook in de koffer roer, ik vind geen schoon ondergoed. Misschien heb ik mijn slipjes per ongeluk in zijn koffer gestopt. Dat kan natuurlijk, want ik heb immers alle koffers ingepakt.
Wat slaperig grabbel ik rond in zijn koffer. Mijn vingers raken iets hards. Per direct is het unheimische gevoel terug. Mijn hand omvat een stuk hard glas. Met mijn lantaarn beschijn ik het.
“Goddomme. Zie je wel,” mompel ik.
Het is een bijna lege fles whisky.
Alle blogs van Emma vind je >> hier <<