Sinds bijna een jaar zitten we nu al op elkaars lip. De meesten van ons zitten thuis met hun partner, vaak ook nog met kinderen. Thuiswerken, thuiswonen, thuisleven, thuis alles. Thuis, waar je het al bijna een jaar lang 24/7 met de onhebbelijkheden van je huisgenoten moet zien te rooien. Maar wat zijn die onhebbelijkheden dan? Waaraan ergeren mannen en vrouwen zich het meest? Wat is ronduit frustrerend? Daar was ik wel benieuwd naar. Een klein onderzoekje in eigen omgeving bood inzicht.
Daarom speciaal voor jullie de top tien lockdown-ergernissen – voor en door échte mensen. Eerst eens de citaten van zich ergerende mannen. Daarna zijn de vrouwen aan de beurt.
“Vrouwendingen” waaraan mannen zich ergeren
10. Zeuren over dat niemand iets doet

Bron: pixabay.com 4465314
“Ze zeurt continu over het feit dat niemand in huis ook maar één poot uitsteekt. Vaak ook nog begeleid van een hoop luid gemopper: niemand die eens even spontaan helpt in het huishouden. Álles moet ze vragen. En álles moet ze zelf doen. Daar klopt natuurlijk niets van, ik doe zat. En de kinderen ook best wel. In ieder geval doet iedereen z’n best, niet alleen zij. Maar dat weigert ze op de een of andere manier in te zien.”
9. Opruimwoede
“Alles moet van tafel. Van de bank. Van het tv-kastje. De koelkast moet schoongemaakt, de vloer aan kant, de kast en de garage uitgemest, de werkkamer opgeruimd. Terwijl ze daar niet eens zit! Zelfs de spullen die ik voor de volgende dag klaar leg, verdwijnen op mysterieuze wijze. Gevolg: NIETS is meer te vinden in huis. Alles ligt ineens ergens anders. Of in de kliko.”
8. Nest bouwen
“Even afgezien van die opruimwoede met betrekking tot spullen van anderen (!) mag zij zelf wél van alles verzamelen. Haar plek op de bank is voorzien van minstens twee kussens, huissokken en een deken. Daar zit ze dan, omringd door theemokken, lepeltjes, boeken, telefoons, oplaadsnoeren, wol, haaknaalden, snoeppapiertjes, pennen, chocolade, chipskruimels… Het is één groot lockdownnest. Ziet er niet uit. En het ergste: het ligt daar zó vol, dat ik er niet eens meer bij pas. Ruim die rotzooi dan ook eens op?”
7. Besluiteloosheid
“Zal ik nog even de wasmachine aanzetten? Of toch maar morgenochtend? Anders maakt ie bij het centrifugeren zo’n lawaai vannacht… Maar eigenlijk heb ik mijn slobbertrui wel nodig morgen… Misschien toch maar nu dan. Wat vind jij? Ach maakt ook niet uit. Doe ik morgen wel. Of toch nu?”
6. Overal doorheen praten
“Zit je net even iets interessants op tv te kijken, komt ze weer met een hele trits onbenullige vragen. Of ze hangt aan de lijn met iemand en loopt dan door de woonkamer te banjeren, zodat ik de tv niet meer kan verstaan. Of ze levert continu commentaar op de programma’s. Heel irri. Het lijkt wel alsof ze praat om het praten. En niet omdat ze echt iets wil weten.”
5. Woonkamergymnastiek
“Dat ’s ochtends ‘bewegen’ [lees: yoga’en of Chloe-Tingen] in de woonkamer begint onderhand een crime te worden. Dan is de tv namelijk minstens een uur geblokkeerd. Zelfs de ruimte zelf betreden is verboden (“Niet kijken! Dan kan ik het niet! Ga zelf eens wat doen! Maar niet hier…”). Sjezus joh, doe eens wat meer aan ‘bewegen in de slaapkamer’?!? Dan doe ik met alle liefde mee.”
4. Nooit eens gewoon één ding doen
“Zit je eindelijk samen een leuke film te kijken onder het genot van een glas wijn, zit zij tóch weer op haar foon te prutsen. Whatsappen met vriendinnen. Of candy crushen. Of doodelen. Of facebooken. Dat is toch hartstikke ongezellig? In een restaurant ga je toch ook niet met je foon zitten klooien, terwijl je in gesprek bent met een ander? En in de bios doe je dat toch ook niet? Waarom dan wel als je samen een film kijkt?”
3. Altijd maar zingen
“Bloedirritant. Radio of Spotify aan en hop, daar gaat ze weer. Ze zingt de hele dag door. En altijd wel zo hard (en vals) dat ’t zelfs in de werkkamer te horen is. Dan moet ik zelfs harder gaan praten tijdens mijn meetings. Of zelfs maar even schaamtevol onderbreken om haar weer eens het zwijgen op te leggen.”
2. Irritante tics en bewegingen
“Ze zit nóóit even rustig, zonder ergens aan te frunniken. Plukken aan haar vingers, wiebelen met haar voet, bijten op haar nagels. En de volgende keer zit ze voortdurend haar keel te schrapen, neus op te halen, aan haar onderkin te voelen, over haar neusbrug te wrijven, op haar lip te bijten… Gekmakend. Tien minuten stilzitten en even helemaal niets bewegen is een onmogelijkheid.”
En met stip op 1:
1. Eeuwig commentaar op alles
“Ze heeft óveral commentaar op. Op de boodschappen die ik haal: “Die komkommer is beurs! En dat maandverband is het verkeerde merk! Ik had ’t toch opgeschreven? Had je niet even beter uit kunnen kijken?” Of op de manier waarop ik de vaatwasser inpak: “Zo past er maar de helft in!” Op hoe ik was doe: “Dat hoort in de fijne was! Zo ruïneer je mijn kanten slipjes!” En vooral op hoe ik kook: “Zo bak je toch geen ei?!? Hier, zó doe je dat. Laat mij maar even doen.” Dat alles onder begeleiding van steeds weer een diepe, diepe zucht. Voor álles heeft ze haar routines en regels. Zij alleen weet hoe het echt moet. Doe je het anders, komt ze met een verkapt commentaar: “Zou je het misschien niet beter zó doen?” NEE! En vervolgens weer zeuren dat niemand iets doet in ’t huis… GEK HÈ??”
“Mannendingen” waaraan vrouwen zich ergeren
10. Geen rekening houden met het ritme van de ander

bron: pixabay 4465314
“Hij is vanaf half zes op, hoewel dat helemaal niet hoeft. Dan maakt hij koffie, rommelt in de rondte en maakt een hoop lawaai. Dan ben ik dus ook wakker. En de kinderen net zo. Ik ben normaal later op en ga ook later naar bed. Ik krijg onderhand een chronisch slaapgebrek. Ik heb hem wel een paar keer gevraagd of hij een beetje rekening met ons kan houden ’s ochtends, maar dan brult ie meteen: “Maar ik DOE toch hartstikke zachtjes?” Nou, nee dus. Hij houdt totaal geen rekening met het levensritme van de anderen hier in huis.”
9. Hard praten
“Tijdens videocalls en online meetings praat hij zo keihard dat ik het aan de keukentafel nog kan horen. En hij zit voor mijn gevoel de hele dag in online vergadering. Wat ik dan zoal hoor, klinkt zo gigantisch overdreven; zo ken ik hem helemaal niet. Alsof hij zich continu moet bewijzen, desnoods door hard te praten. En het is helemáál erg als hij met een vriend telefoneert. Niet om aan te horen.”
8. Gebrekkige lichamelijke verzorging
“Hij loopt de godganse dag in joggingbroek. Of zelfs enkel in zijn onderbroek. De bovenkant is nog aardig netjes gekleed, vanwege eventuele werkmeetings, maar de onderkant is prut. Hij laat zich compleet gaan, scheert zich hooguit één keer per week (en noemt dat dan een ‘hippe lockdownbaard’), draagt inmiddels zelfs crocs en is zo onsexy als de pest. Dag in dag uit. Ook als je thuis bent, kun je er toch wel gewoon normaal verzorgd uitzien? En bijvoorbeeld af en toe eens deo gebruiken?”
7. Teveel aanwezig
“Ik heb mijn tijd alleen nodig. We wonen niet echt groot en vroeger was dat geen probleem, want we hadden allebei zat tijd apart van elkaar. Dan kon je even bijkomen van het bij elkaar zijn. Maar nu draaft hij continu door het huis; ik ben nóóit alleen. Soms ga ik van lieverlee maar weer boodschappen doen. Even apart. Want meer ‘mag’ tegenwoordig niet meer. Ik mis overdag de andere mensen om mij heen. Dan valt al het irritante van je eigen vent veel beter te relativeren.”
6. Niks (willen) horen
“Ik kan roepen wat ik wil. Hij hoort toch niks. Dat ligt óf aan het feit dat hij z’n ruis onderdrukkende koptelefoon weer eens op heeft, óf dat hij me gewoon niet wíl horen. Dan moet ik uiteindelijk weer naar boven stampen als ik iets wil vragen. En áls ik dat dan doe, is hij zwaar geïrriteerd vanwege de storing. Dan krijg ik zo’n gepikeerd wegwuifhandje. Stok-lockdown-doof, die man.”
5. Dutten en sloffen
“Hij sloft. Als hij koffie gaat halen, hoor ik hem. Als hij naar de wc gaat, hoor ik hem. Slof-slof-slof. Met van die dikke, net iets te grote slobbersloffen aan. En ’s middags ligt hij altijd een uur op de bank te snurken. “Middagdutje moet!” roept hij dan olijk. Nou, niks moet. Ga gewoon in bed liggen? Dan hoef ik het niet te zien. Of te horen. Hoe deed hij dat vroeger eigenlijk op zijn werk?”
4. Werkruimtegebrek
“Hij werkt altijd in de werkkamer, ik aan de keukentafel. Kan niet anders, want zijn meetings zijn belangrijker dan de mijne. Vindt hij. En meer werkplekken hebben we niet. Gevolg is dat ik tijdens mijn werk continu gestoord wordt door een koffiezoekende man en chipszoekende kinderen. Om de haverklap loopt er wel iemand de keuken in. Concentratie nul. Ik wil een groter huis.”
3. Weg gevoel
“Ik zou willen dat we zo af en toe gewoon weer eens een gezellig gesprek konden voeren. Maar doordat we de hele dag op elkaars lip zitten, valt er gewoon niets meer te bespreken. Niet meer over hoe ’t was op het werk (want thuis), niet over de kinderen op school (want thuis – en daar krijg je alles één op één mee), niet over andermans hobby’s en activiteiten buitenshuis (want thuis). En als je niet meer praat, valt de rest, het gevoel, ook al snel weg. We zijn net een woongemeenschap. Broer en zus. Oersaai.”
2. Koud en ongezellig doen
“De verwarming staat voor hem standaard te hoog. En IK heb het altijd koud. Dus zet ik de thermostaat hoger. En hij weer lager. En ik weer hoger. Een waar thermostaatgevecht. En als ik er niet zou zijn om wat kaarsjes en leuk licht aan te doen, zou hij ook gewoon elke avond in het pikkedonker voor de tv hangen. Rete-ongezellig.”
En met stip op 1:
1. Huishoudelijke klunzigheid
“Het is heel lief hoor, dat hij ook dingen aanpakt in het huishouden. Hij doet echt zijn best om 50/50 te helpen. Is ook niet meer dan normaal. Maar ik moet me continu inhouden om geen aanwijzingen te geven. Want dan wordt ie hels. Ik mag niks zeggen als ik zie hoe klunzig hij de vaatwasser inruimt (zo past er toch niks in?) of de was doet (gewoon alle was ongesorteerd in één keer erin en hop, draaien, dus alle witte was is grijs). Als hij boodschappen doet, kijkt hij nergens naar. Zak bonen? Zit altijd wel een beschimmelde tussen. Tomaten idem dito. Kijk dan gewoon even goed? En soms laat hij in de keuken een waar slagveld achter, zelfs als ie alleen maar een paprika of zo aan gort gesneden heeft. Dan moet ik me ZO ontzettend bedwingen om het niet snel even zelf of in ieder geval ánders te doen… Dat kost bergen geduld. En energie!!”
Conclusie
Het is mij nu wel duidelijk: de mens is niet gemaakt om 24/7 met de partner in één huis te wonen. Iedereen heeft tijd alleen, tijd met anderen en tijd voor zichzelf nodig, om de eigen relatie weer te kunnen relativeren en waarderen.
Ik ben best benieuwd hoeveel relaties er straks aan Corona overleden zijn… Maar hey, happy Valentines Day!!

Bron: pixabay.com 4465314
LEVE de L.A.T.