
bron: eigen foto (YA)
“Mam, wat ben je aan het doen? We zouden toch naar de camping gaan?”
“Ik ben bezig om nog even het dak van de caravan te kitten. Ik zag net dat er een lekkage is geweest!”
Bovenop een ladder sta ik gevaarlijk te wiebelen.
“Mam, kijk uit! Zal ik een buurman om hulp vragen?”
“Nee hoor, niet nodig. Het lukt prima. Ik morrel net iets te hardhandig aan een dakluchter, die het meteen begeeft. Verbaasd kijk ik naar de afgebroken afsluitdeksel die ik in mijn handen heb. Een plastic kinderbord met een afbeelding van Jip en Janneke.
“Wat heb je daar in je handen?
“Een creatieve oplossing van de vorige eigenaar,” grinnik ik. “En helaas weer een klusje erbij, dat is natuurlijk wat minder leuk.”
Terwijl ik opnieuw het bordje met twee kleine schroefjes bevestig, belt mijn vader op.
“Mam, opa Cas voor je aan de telefoon!”
“Ze komt er zo aan, ze staat nog op een ladder de caravan te repareren,” hoor ik mijn dochter zeggen.
“Weet jij wat jij nodig hebt?” Mijn vader valt door de telefoon meteen met de deur in huis. “Een man. Een mannetje, dat een beetje handig is en goed kan klussen.”
“Ach, welnee,” werp ik tegen. Vrouwen kunnen óók klussen, hoor. Kijk maar eens naar ma; zij redt zich toch ook al jarenlang prima zonder jouw hulp?”
Mijn moeder was al bijna een vijftiger, toen zij kort na hun scheiding weer ging werken om niet in de bijstand terecht te komen.
Tot ieders verbazing besloot ze een aannemersbedrijf te beginnen. Sindsdien staat ze regelmatig op een steiger sponningen uit te hakken om daarna zelfgemaakt glas-in-lood ramen te kunnen plaatsen.
“Tja, dat is waar, je moeder staat wel haar mannetje,” geeft mijn vader toe.
“Zie je wel, dus niks geen mannetje nodig! Nou ja, misschien af en toe, als extra personeel, wanneer ze het zelf te druk heeft.”
“Ze is inderdaad erg handig en ook nog eens creatief, dat moet ik toegeven,” beaamt mijn vader.
“Ja, creatief is ze zeker,“ proest ik. “Ik herinner me nog dat ze een raam ging plaatsen bij een sjieke tandartsenpraktijk. Toen bleek dat raam een halve centimeter te kort te zijn. Dat loste ze doodleuk op, door de sponning op te vullen met een paar tampons, die ze had gevonden, nadat ze stiekem had rondgeneusd tussen alle tandartsinstrumenten.”
“Mam, kunnen we al gaan?” Mijn ongeduldige zoon wil vertrekken.
Ik beëindig het gesprek met mijn vader en probeer onze caravan aan te koppelen.
Pas na zes mislukte pogingen, lukt het me eindelijk om slingerend weg te rijden richting de seizoensplek, die we op een camping aan de IJssel hebben gehuurd.
Wanneer de caravan eindelijk op zijn plaats staat, blijkt de lekkage kortsluiting te hebben veroorzaakt. De stoppen slaan meteen door, zodra ik de stekker in de caravan plug.
Mijn kinderen kijken meewarig naar mijn vruchteloze pogingen om het euvel te verhelpen.
“Mam, wij gaan maar even een rondje lopen, hoor. Misschien komen we vrienden van vorig jaar tegen?”
“Gaan jullie maar.” Ik maak een zwaaiend gebaar. “Dan fiks ik ondertussen de elektriciteit wel even,” beloof ik met een opgewekte stem.
Maar wat ik ook probeer, het lukt niet. Langzaam valt de duisternis in.
“Misschien toch een mannetje…?” probeert een duiveltje me te verleiden.
Gelukkig floepen de lantaarnpalen op de camping aan. Voorlopig is het probleem verholpen. Ik plof neer op een campingstoeltje en schenk mezelf een glas wijn in.
Het uitzicht over het water is beeldschoon. De loopplank in de kleine haven is versierd met talrijke kleine lampjes. Ontspannen zak ik onderuit.
Ach, komt tijd, komt raad, sus ik mijn geweten. Eerst maar eens genieten van de rust en de omgeving. En wie weet, troost ik mezelf, vind ik morgenochtend misschien wel een mannetje dat in de treinzit van de caravan is verstopt. Een mannetje, dat ooit als steun is gebruikt omdat er ergens een plank miste. Je weet tenslotte maar nooit welke creatieve oplossingen de vorige eigenaar nog meer voor me in petto heeft.

bron: eigen foto (YA)