Zomaar kwam ze binnen gehuppeld.
“Hoi, ik ben Anna. Hebben jullie nog iemand nodig voor achter de bar? Of in de bediening?”
Ze streek haar dikke bos donkerrode krullen uit haar gezicht. Een paar olijke bruine ogen keken mij aan. Sproeten speelden tikkertje op haar huid. Haar parmantige wipneus was net iets aan de kleine kant.
“Ik zal het even voor je vragen. Ga maar zitten, hoor. Wil je trouwens wat drinken? Dan loop ik ondertussen naar Hans, onze kok. Hij is hier ook de bedrijfsleider.”
In de keuken vertelde ik Hans over Anna. Nieuwsgierig wierp hij een blik vanuit de deuropening.
“Oh,” kreunde hij, “dit is een van die zeldzame momenten waarop ik het heel jammer vind dat ik een nicht ben.”
“Ja, bloedmooi,” beaamde ik, terwijl ik zijn blik volgde.
Anna nam een slokje van haar cola. Ze hield de zoete smaak in haar mond nog even vast door het niet meteen door te slikken.
“Heb je wel eens eerder in de horeca gewerkt?” informeerde Hans.
Hij trok een gewichtig gezicht.
“In de horeca gewerkt?” peinsde Anna. “Nou nee, eigenlijk. Maar het lijkt me wel gezellig.”
Anna liet zich ontspannen onderuit zakken op de gammele houten caféstoel. De diepe spleet tussen haar borsten, een kloof die vast en zeker alleen bereikbaar was voor echte waaghalzen, veranderde in een uitgestrekt reliëf. De eerste zomerse knoppen werden zichtbaar.
Heel even keek Hans bedenkelijk, maar al snel klaarde zijn gezicht op.
“Nou, komt dat even mooi uit!” klonk het opgewekt. “Want wij zijn ook altijd heel gezellig. Dus je past hier perfect, welkom!!”
Vanaf het moment dat Anna bier tapte, werd het drukker in het eetcafé. Veel mannelijke klanten bleven steeds langer aan de bar hangen.
“Hupsakee, wegwezen!” gekscheerde Anna regelmatig rond sluitingstijd.
Op een avond, liep hij, net zoals Anna had gedaan, zomaar naar binnen.
Een kleine, kinderlijke jongeman, die verkleed leek te zijn als een groteske imitator van Prince, slenterde nonchalant naar de bar.
“Hé, ben je al klaar met werken?”
Anna gaf haar lief een kus op zijn hartvormige lippen. Giebelend liepen ze hand in hand naar buiten.
Er viel een korte stilte in het café.
“Vast fors geschapen, dat kán niet anders…” merkte Martin op.
“Duidelijk een man met een derde been,“ opperde Hans nu ook. Zijn stem klonk opgewonden hoog.
“Echt wel, zag je die veel te wijde spijkerbroek die hij met een riem om zijn middel had gebonden?”
“Ja, reken maar dat daar wat in verstopt kan zitten!”
Naarmate de avond vorderde en het bier rijkelijk vloeide, werden niet alleen de verhalen sterker, maar werd ook het been steeds krachtiger. Tegen sluitingstijd had het extra been inmiddels het schrikbarende formaat en de veerkracht van een hefboom aangenomen.
“Intrigerend vriendje heb je, hoor! Ze hebben gisterenavond nog lang over hem gesproken!” liet ik Anna de volgende dag weten.
“Zal best,” lachte ze. “Maar even tussen ons gezegd, Pascal is helemaal geen jongen.”
“Oh, echt waar? Een meisje dus. Grappig.”
“Nee, ook geen meisje. Interseksueel. Dat bestaat ook.
“Iets ertussenin, bedoel je?”
“Zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken.”
“Pfff… Gelukkig! Geen derde been dus,” ontschoot het me ineens opgelucht.
“Ha, ha, een derde been?”
“Ja, joh. Dat was het gespreksonderwerp. Je weet ‘t hè, mannen fantaseren nou eenmaal graag over seks. En dus ook over geslachtsdelen.”
“Nou, allesbehalve een derde been,” verklapte Anna proestend. “Maar Pascal maakt me altijd zo blij. Wanneer we samen zijn, voel ik me zweven.”
Tijdens de daaropvolgende avonden werden er aan de bar nog steeds ingewikkelde berekeningen gemaakt om het machtspunt van de loodzware hefboom te bepalen. Ik mengde me wijselijk maar niet in de gesprekken. Want inmiddels wist ik beter. Echte liefde laat je zweven en kon dus vederlicht zijn.

Bron: pixabay.com 683960