
bron: pixabay.com 4960172 (+ eigen toevoeging)
Zo’n – zo goed als voorbij verklaarde – pandemie is toch best een fijne gelegenheid om eens een paar postpandemische woordcreaties onder de loep te nemen. Woorden waarvan je denkt: Ja! Dat! Daar heeft mijn moeder/schoonzus/chef ook mega last van! En nu alles eigenlijk een beetje achter ons ligt, althans voorlopig, kunnen we rustig achterover leunen, terugblikken en verzuchten: “Pfoeh, ja, inderdaad, dát had ik ook! Maar gelukkig wordt nu alles beter. Denk ik.”
Natuurlijk moeten die woorden voor een woordplakker met sterke Duitstalige invloeden (zoals ik er eentje ben) zo lang en samengesteld mogelijk zijn.
“Crea met Corona” – altijd leuk.
1. Lockdownmaatregeloverzichtsverlies
Het niet meer weten welke maatregel nu wanneer en vanaf welk tijdstip geldig was (of nog steeds is). Daarentegen wél heel goed weten hoeveel golven en lockdowns we inmiddels al gehad hebben. Dus zoiets van: “Mogen we alweer met 8 personen ongetest bij schoonmoe op bezoek? Ach nee, stom van me. Dat was na de tweede lockdown. In welke maatregelfase zijn we nu eigenlijk? Is het alweer tijd voor ouwerwetse soep in plaats van slappe versoepelingen?”
2. Dwangmatig vaccinatieverlangen
De onbedwingbare behoefte om een spuit in je bovenarm te krijgen, maakt niet uit met wat. Als er maar iets van antistoffen mee aangemaakt kan worden. Wordt vaak versterkt door de wetenschap dat men nog langggg niet aan de beurt is of gewoon maar geen afspraak krijgt.
3. Cinematografisch nabijheidsongemak
Een onaangenaam gevoel dat ontstaat door het kijken van series en films (bij voorkeur op Netflix), waarin grote groepen mensen – zonder mondkapje – véél te dicht op elkaar staan, bijvoorbeeld in een bar of op een concert. Of waarin volledig onbekenden elkaar zomaar een hand geven of zelfs uitgebreid zoenen en omarmen. Het gevoel dat daarbij ontstaat is een sensatie van: “Dat mag niet! Onverantwoord!” Ook kan een melancholische emotie opdoemen, waarbij gedachten als ‘dit moet wel een héél oude serie zijn’ of ‘die goeie ouwe tijd, toen kon dat nog…’ ontstaan.
4. Coronabegroetingsverwarring
Zat pijnlijke situaties: jij duwt je onderarm tegen de vuist van je gesprekspartner. Of je kijkt naar beneden om voetje-voetje te doen, terwijl je tegenstander zijn elleboog bijna in je oog ramt. Kortom: verwarring. Doen we een elleboogje? Of een voetje? Of een Balalala-vuistje a.k.a. fist bump? Of een soort van zwaai in de lege ruimte (nee, geen Hitler-groet graag)? Of alles tegelijk? Of gewoon niks? Alleen “Hoi” en een knik?
5. Themavermijdingsvredesstrategieën
Dit zijn een soort van overlevingsstrategieën in situaties waarin je noodgedwongen “live” met iemand moet praten en niet in verhitte discussies verzeild wilt raken. Thema’s als “Corona, een griepje?” en “vaccinaties en onvruchtbaarheid” worden om de lieve vrede angstvallig vermeden, zeker in het bijzijn van chronische C-ontkenners. Gewoon niet over hebben, anders heb je geheid oorlog.
6. Normaliteitsterugkeerfobie
Oftewel: de schier panische angst om in situaties terecht te komen die teveel op het “oude” normaal lijken. Eigenlijk wil je heel graag naar dat postpandemische feestje van Ome Joop, maar je vreest dat je in een ruimte met meer dan tien mensen binnen de kortste keren onwel gaat worden door een plotselinge vlaag van aanrakingspaniek. Je systeem raakt spontaan overbelast door de normaliteitsoverload. Al snel loop je dan al mompelend tussen de mensen door: “Niet aanraken, graag! Het is nog steeds anderhalve meter, hè! Je zit nét iets teveel in mijn corona…” (‘aura’ is uit).
En zo kunnen we nog wel even doorgaan. Maar dan komt het wel héél dichtbij.